Reisverslag van dag tot dag: Ecuador Deze reis hebben we in 1999 gemaakt met reisorganisatie Baobab. Quito - Cuabena regenwoud - Pechuche - Otavalo - Cuicocha vulkaan - Maquipucuna nevelwoud - Mittad del Mundo - Cotopaxi vulkaan - Baños - Chimborazo vulkaan - El Nariz del Diablo - Cuenca - Las Cajas - Puorto-Lopez - terug reis Zondag 23-5 vertrek
De meneer van de douane wenst ons een prettige reis. Hij heeft niet veel te doen. We kopen in een taxfree shop een verrekijker voor Bert, hij is in de vakantie jarig. We worden uitgebreid geholpen. Het is er erg rustig en kunnen op ons gemak een paar kijkers uitproberen. De mevrouw naast ons, die een zeer duur fototoestel koopt blijkt later een lid te zijn van de Nederlandse ambassade in Ecuador. Ze had een hele batterij creditcards en reisde natuurlijk businessklasse. Na onze aankoop is het ook tijd om naar de gate te gaan. We zitten daar genoeglijk de andere passagiers te bestuderen en proberen door op de schoenen te letten welke mensen bij de Baobab-groep horen. Bij de "boarding" haalde Bert zijn beurs automatisch uit zijn zak, omdat het kleingeld nog wel eens wil rinkelen als je door het poortje loopt. De beambte zegt: Nou meneer, veel vakantie geld zit er ook niet in. Om 23.40 uur, precies op tijd vertrekt de "Maria Callas" van Schiphol. We zijn op weg naar Ecuador. De eerste stop is Curaçao en de locale tijd daarvan wordt meteen ingevoerd. Het is dan dus 6 uur 's avonds en krijgen we de warme maaltijd. Beef of pasta. We hebben het geluk dat het vliegtuig maar voor een kwart vol is, de hele middenrij van 4 stoelen is bijna leeg. We nemen onze slaappillen in. Bert blijft op de rij van 3 stoelen en ik ga in de midden rij op de achterste banken rij van 3 stoelen liggen. We brengen de rest van de nacht slapend door. Ik lig vlak naast de wc's en de brullende motor, maar slaap toch lekker 5 uren. Het is 2.30 uur lokale tijd en het ontbijt wordt geserveerd. Om 3.30 uur landen we op Curaçao. We mogen het vliegtuig even uit. Het is er erg warm op Curaçao. Je krijgt gewoon een erg warme vochtige deken om je heen. We stappen achter uit het vliegtuig en ik dacht eerst dat de warmte van de motor kwam. We lopen over het vliegveld naar de transithal. Veel te beleven is er niet. Alle taxfree winkeltjes zijn natuurlijk ook gesloten. Maar na een uur rondhangen kunnen we weer aan boord. Eenmaal weer opgestegen wordt het tweede ontbijt, dit keer iets uitgebreider geserveerd. Onze horloges gaan weer een uur achteruit, we hebben een gigantisch lange nacht. Maar om 5.50 uur plaatselijke tijd komen we bij Quito. Meteen krijgen we al door dat alles niet zo vlekkeloos gaat als op Schiphol. Het vliegveld gaat pas om 6 uur open en zo lang moeten maar even rondjes draaien, meldt de gezagvoeder. Maar het is een mooi gezicht. We zien dat Quito in een kom ligt en van laag naar hoog gebouwd is. Er staan ook moderne flatgebouwen. Soms is het net of we daar tussendoor vliegen. De vleugels scheren angstaanjagend dicht langs de daken van de woonhuizen. De immigratie verloopt soepel en snel. Helaas is de reisleidster er nog niet. We gaan alvast maar travellercheques inwisselen. De mensen die met Baobab reizen vinden elkaar snel. Er ontstaat wat verwarring. Een paar mensen hebben op Schiphol gehoord dat we ergens anders dan Quito zouden landen, want de landingsbaan van het vliegveld op Quito zou geasfalteerd worden. Wij hebben daar niets van gehoord. De reisleidster is er nog niet, dus de gedachte komt bij ons op dat ze misschien op het andere vliegveld staat te wachten. Maar Marlies, de Baobab reisleidster in spé, die met ons mee gevlogen is vanuit Nederland, telefoneert naar het "Real" hotel en hoort dat Cecile al vertrokken is naar het vliegveld. Tja, toen wisten we nóg niets. We besluiten nog even te wachten en dan maar met taxi's naar het hotel te gaan. Gelukkig komt alles nog op tijd in orde. Cecile komt eraan. Ze had van het kantoor gehoord dat we om 8 uur zouden landen. De bus duurde ook nog even, want de chauffeur had natuurlijk ook hetzelfde door gekregen. Later bleek dat die al een half uur vlak bij het vliegveld had staan wachten, want vlak voor het vliegveld is het zo'n drukte met allemaal zenuwachtige mannekes die met hekken en touwen lopen te slepen. Om ± 8 uur stappen we voor het eerst deze reis de bus in.
We komen in een leuk hotelletje terecht. Gelukkig hebben we kamers op de eerste verdieping. Na één trap is de hoogte al voelbaar. We zetten onze koffers neer en frissen ons even lekker op. Opeens slaakt Bert een kreet; "Ik ben miljonair". We hébben toch een hoop sucres gekregen! 10.000 sucres schijnt fl 2.50 te zijn. Om 9.30 uur worden we boven in de eetzaal verwacht. Gelukkig hebben we op het vliegveld al gewisseld, want er is vandaag feest. Men viert vandaag met optochten en culturele evenementen, dat ze de Spanjaarden er in 1822 bij de slag aan de voet van de Pinchincha uitgeknikkerd hebben. De munt de sucre is genoemd naar de Venezolaan Antonio de Sucre, de leider van het vrijheidsleger, dat de Spanjaarden hier verslagen heeft. (In 2000 is de sucre vervangen door de US $). We zijn de laatste die boven komen voor het welkomstdrankje, net als op het vliegveld dus. Over het algemeen lijkt de groep ons iets minder zelfstandig als we gewend zijn. De eerste vraag die gesteld werd was: wat doen we met het eten vanavond? Men wilde graag gezamenlijk in het hotel eten. Nu, daar hebben wij geen moeite mee. De hoteldame vertelt bij het geven van het drankje dat je vandaag toch erg goed op je spullen moet letten, omdat er heel veel gestolen wordt. Ter gelegenheid van het feest, is er een optocht op het Plaza de Santo Domingo, vlak voor ons hotel. We kunnen het vanaf de derde verdieping perfect zien. Allemaal muziekkorpsen en kinderen in schooluniformen. Iedereen gaat keurig op de voor hem of haar bestemde tegel, keurig in de rij staan. Na dit alles van boven te hebben bekeken willen we zelf Quito bekijken. We gaan met drie andere stellen in een taxi naar El Panecillo, een heuvel ten westen van de oude stad met op de top een beeld van “de maagd van Quito”. We genieten van het uitzicht. De taxichauffeur staat geduldig op ons te wachten, we hebben hem ook nog niet betaald. Hij vertrouwt erop dat de andere stellen een goede prijs met hun chauffeur hebben afgesproken, hij wilde hetzelfde bedrag hebben. Nu, dat was prettig en snel geregeld. We worden weer bij het hotel afgezet, het is inmiddels flink druk geworden in de straten.
Nadat de bui over is, gaan we naar de wijk Ronda. Volgens de hoteldame is het hier dus ook absoluut niet veilig. We worden wat kriegel van al dat gedoe en besluiten toch te gaan kijken. Hier moet de koloniale sfeer van Quito het best bewaard zijn gebleven. Smalle straatjes met glimmende klinkers en huizen met Spaanse balkonnetjes. We vinden het er wel leuk. Er zijn ook nog hotelletjes, dus zo gevaarlijk zal het er wel niet zijn. We hebben ook niets bijzonders bij ons. Aan het eind van de straat staan verdorie weer agenten die ons wenken. De hotels blijken voor de dames die voor het hotel staan te zijn, we hadden ze niet als hoertjes herkend. De agenten wijzen op ons toch simpele fototoestel en zeggen dat we daarmee in deze buurt niet open en bloot mee rond moeten lopen. Nou ja zeg! Ze loodsen ons via trappen weer naar het plaza Santo Domingo. Men is hier dus wel bezorgd voor de toerist. Het leuke is dat Bert hier erg opvalt, hij is voor hier erg groot en vooral zijn blauwe ogen doen het hem. We lopen het plaza over en zien een soort verkoop van een zalfje voor piemels of zo. De verkoper laat allemaal enge foto's van monsterlijke piemels zien. Eigenlijk hebben we het wel gehad en gaan terug naar het hotel. We pakken de rugzakken alvast in voor de eerste tocht naar de Amazone. Er komt geen eind aan deze dag. Ik heb het gevoel dat we al heel lang weg zijn. We gaan noch even eten en genieten meteen van het prachtige uitzicht vanaf de derde verdieping. Doodmoe rollen we om ± 8 uur het bed in. Om 10 uur word ik wakker. Koude voeten en dat op de evenaar!!!! De wekker gaat om 4.45 uur af. Het is dus echt vakantie. We nemen een lekkere uitgebreide douche, want dat komt er voorlopig niet meer van denk ik. Om 5.30 uur stappen we in de bus op weg naar het Cuabena Nationaal Park. Het eerste stuk van de rit is erg bijzonder. Een uur rijden ten oosten van Quito ligt de Papalacta pas, met zijn 4200 m een van de hoogste punten van Ecuador die met de bus bereikbaar is. Het is een smalle weg met steenslag en bloedstollende haarspeldbochten, die in nevelen gehuld zijn. De chauffeur houdt hier een beetje rekening mee, hij vertrouwt op zijn koplampen en rijdt met een snelheid van ± 30km per uur. Er ligt geen sneeuw meer. We komen na ongeveer een half uur rijden bij het plaatsje Papalacta aan. Hier zijn warmwaterbronnen. Ideaal om even bij te komen van de toch wel een beetje angstige rit. Er waren 8 verschillende baden. Zelfs het (beetje) koude dompelbad ontbrak niet. Het is heerlijk ontspannend. Jammer genoeg regende het een beetje. Er is hier ook een ontbijt besproken, maar dat gaat niet door. Het was gister een feestdag, dus was er toen niet schoongemaakt en moet dat vandaag. Tja, dan heb je geen tijd voor een groepsontbijt. Gelukkig is even verderop een plekje waar we wel welkom zijn. We krijgen een heerlijk verse mango-juice met toast en een omelet. Geheel voldaan stappen we weer de bus in. De weg daalt verder af naar het regenwoud. Het blijft maar regenen en het schiet niet erg op. Honderden kleine en grotere rivieren stromen van de Siena naar de Oriënte, om samen te vloeien in het grootste rivierstelsel ter wereld, dat van de Amazone, en monden ± 3200 km verder in de Atlantische Oceaan uit. Voor ons is het een lange zit. Om ± 4.30 uur komen we in Lago Agrio aan. Bert is nu al moe, maar we zijn er nog niet. We doen wat belangrijke inkopen voor ons verblijf in het regenwoud, zoals chips en chocola. Het lijkt hier wel gezellig, echt een dorp voor de rugzaktoerist.
Het is inmiddels al flink donker, maar eindelijk zijn we bij een nederzetting, die je de naam dorp niet eens mag geven. Het is een slaaphut, maar ze hebben er wél een complete maaltijd klaar staan. We krijgen een cola-rum om mee te beginnen. We zijn zo moe dat we eigenlijk alleen maar willen slapen. De muskietennetten worden netjes op een rijtje opgehangen en na een heel gedoe lag iedereen op een rijtje onder het net. De nacht was wat moeizaam. Ik lag tussen 2 snurkers in, maar er waren meer, volgens de telling 5.
Dan stappen we in de boot, helaas blijkt onze boot een beetje lek te zijn. Hozen helpt niet zo veel. De mannen prutsen wat om met een stuk oude theedoek en wat oeverklei en water, en de boot kan weer varen. We drijven de rivier af en passeren de plaatsen waar verschillende indianenstammen wonen. We zien mooie vogels, vlinders en planten. Bert zit glunderend te turen door zijn kijkertje. Het eerste gedeelte van het water is bruin omdat dat stuk rivier van de Andes afstroomt. In het laatste deel van de rivier wordt het water steeds zwarter, omdat in de meren verschillende bomen groeien met vruchten die tamne of looizuur bevatten, deze vallen dan in het water, waardoor het zwart wordt. Na 3 uur varen komen we bij een eilandje Er staat een warme lunch met spaghetti op ons te wachten Geweldig toch! De mensen die op de andere boot met ons mee zijn gevaren hebben de hele middag hard gewerkt om de matrassen neer te leggen, de muskieten netten op te hangen en de boel een beetje schoon te maken. Er zijn een paar eilandjes hier, je kunt er zo naar toe gaan. Is het ene bezet, dan vaar je naar een ander. Is alles bezet dan heb je een probleem. Wie het eerst komt, het eerst maalt. Je moet zelf zorgen voor eten, drinken, en klamboes. Er hangt wel een bordje dat dit een malaria gebied is.
We zien veel vogels, orchideeën en bromelia's. Vlinders zijn hier ook veel. Er vliegt zo nu en dan een prachtige felblauwe vlinder, welke Morpho blijkt te heten. We horen dat bromelia's epifyten zijn. Ze gebruiken de boom als voedingsbodem, maar parasiteren niet. Ook zijn er jonge witte dolfijnen, ze spelen een spelletje met ons. Als we naar ze toe proberen te varen duiken ze opeens weer achter ons op. De tijd gaat zo snel dat de zon alweer bijna ondergaat. Het is een prachtig gezicht zo op dat stille meer. De schemering duurt hier in het regenwoud hooguit een kwartier, daarna is het aardedonker en hoor je de geluiden van het regenwoud. ‘s Avonds zit ik bij een kaarsje (bela? volgens de jongen die het bracht) te schrijven. Het is hier wel een vreselijke drekboel op het eilandje. Je glibbert van de ene voet op de andere. Zonder laarzen kun je nu echt niet. Een paar mensen gaan nu een avondwandeling maken, wij gaan niet mee. We hebben geen zin meer. We zoeken zo langzamerhand ons klamboetje maar op. Gelukkig gaat het met de rug van Bert redelijk.
Om 6 uur sta ik op. Ik ga mee om op het grote meer naar de vogels te kijken. Ik heb het kijkertje van Bert mee. Die is blijven liggen. De matrassen zijn niet zo dik hier. Hij ligt nu even lekker op onze twee matjes. Daar doet hij heel verstandig aan. Halverwege het meer barst er toch een tropische plensbui los. Ik zit daar zonder poncho en dat heb ik geweten! Tot op het hemd nat. Het fleece-jack is jammer genoeg ook doorweekt. Bert staat heel lief met de poncho klaar op de steiger, maar dat helpt nu niet zo veel meer. Na het ontbijt is het tijd voor het grotere werk. De jungle walk! Eerst natuurlijk weer met de boot. Wijs geworden, nemen we nu de poncho's mee. Onze gids, Marcello, laat ons van alles zien en vertelt een heleboel. Er zijn veel verschillende soorten bomen en maar weinig van elke soort. Op 1 ha. staan 360 verschillende soorten. Bij één boom klopte hij op de bast van de stam. Er komen allemaal mieren uit die hij op zijn armen laat lopen en wrijft ze dan dood. Hij laat ons daarna zijn armen ruiken en vertelt dat dit de beste methode is om niet door muggen gestoken te worden. Al snel komt de eerste hindernis, natuurlijk weer een boomstam over het water. Het hulpje van de gids zet in het water, naast de boomstam een stok neer en dat is een stuk gemakkelijker. De grond is zo verschrikkelijk nat, dat je steeds door drassige en glibberige stukken loopt. Mijn laarzen waren net hoog genoeg, het liep er net niet bij in. Maar niet iedereen had dat geluk. Na een poos ben je het goed zat. Soms blijft de laars in de drek staan en glipt mijn voet eruit. Maar het gaat nog steeds zonder vallen. Marcello laat ons ook een kapokboom zien, 15 meter hoog en ± 150 jaar oud. Omdat de boom zo hoog is heeft hij steunberen. Even verder staat nog een boom waar citroen mieren op lopen, die zijn eetbaar. Bert heeft het gedaan. Ik niet, al dat gekriebel in je slokdarm! Het is vandaag zo: Jullie willen avontuur en avontuur krijg je!
Ik heb het ondertussen steenkoud, mijn fleece-jack is nog steeds nat. Cecile deelt een stevige cola-rum uit. Daar word je wel warm van en er staat ook een heerlijk maal voor ons klaar. We krijgen het recept van Marcello: palmhart (of kip) marineren met citroen en zout, Jus d'orange met een beker ketchup, rode wijn zout en peper. We zitten even heerlijk na te tafelen en maken dan nog een tochtje over het meer, Het is inmiddels al volledig donker en de gidsen hebben terwijl wij aan het eten waren een dooie kip boven het water gehangen om de kaaimannen te lokken. We schijnen vanuit de boot met zaklantarens in het riet aan de oever van het meer. Je ziet dan rode puntjes oplichten. Dat zijn de ogen van de kaaimannen die weerkaatsen. Je moet dan op de ogen blijven schijnen, anders gaan ze er van door. Een vaste hand valt niet mee in een wiebelende kano. Dus hoorden we een plons en verdween onze prooi weer in het water. We geven het op en varen terug. Doodmoe rollen we om 23 uur ons klamboetje in. Morgen wordt het weer een zeer lange reisdag. Om 4.30 uur!!! Ja echt waar, het wordt steeds gekker, staan we op en stappen na een ontbijt weer in de kano's en varen de 40 km in stromende regen terug naar El Puente. Gelukkig hebben we de poncho's nog. Die leveren we hier, samen met de laarzen weer in. In El Puente stappen we weer over in een ranchero. Dit maal hebben we een verschrikkelijke chauffeur. Het is echt hotseknotsen. De chauffeur rijdt als een gek. Het regent nog steeds en de poncho's hebben we niet meer. Plotseling moet hij stoppen voor een diepe kuil, schiet door en rijdt met nog een flinke vaart de kuil in. Ik zit achterin en vlieg van de bank, stoot gevoelig mijn hoofd en knie. Het voelt of er een gat in mijn hoofd zit maar gelukkig valt dat mee. Maar we hadden er ook uit kunnen vallen. We vliegen nog een paar keer met ons gat van de bank. Het is zelfs gevaarlijk om langs deze weg te lopen. De losse stenen op de weg schieten zo onder de wielen vandaan. Soms tegen de onderkant van de ranchero, maar ook vaak naar de zijkanten van de weg. Eindelijk om 12.30 komen we heerlijk door elkaar geschud in Lago Agrio aan. Je kunt hier ook niet verdwalen, volg de pijpleiding maar en je komt hier terecht.
Na de lange busreis en 4 dagen zonder ons te hebben gewassen en wel “Deet” smeren, voelen we ons zo verschrikkelijk vies en plakkerig, dat we toch een snelle douche nemen, doodop rollen we ons bed in. We besluiten dat de beestenmarkt, die om 6 uur begint, het zonder ons zal moeten doen. We hebben van 5 uur 's ochtends tot 12 uur 's avonds gereisd. 19 uren en hebben ± 440 km afgelegd, dat zegt wel iets over de toestand van de wegen hier. (40 km was per kano).
We pakken onze spullen en lopen naar Otavalo, naar het Plaza de Ponchos. Het is ± 35 min. lopen. Het plein is een zee vol kleuren. De kooplui hebben hun handel er al uitgestald. Er wordt ook al fanatiek onderhandeld over de prijs. Dikke dekens met afbeeldingen van lama's erop, wandkleden T-shirts, truien. Alles van echte lamawol gemaakt, roepen de kooplieden. Er zijn ook cintas te koop, de lange banden waarmee de lange haarvlecht van de vrouwen wordt omwonden. Ik zie een leuk vest en besluit dat te kopen. Voor Bert valt er niet zo veel te halen, alles is hem net iets te klein. We kopen ook nog een stenen kop. De man begint bij120.000 sucres. Uiteindelijk komen we op de prijs van 90.000 uit. Ik heb het eerst nog geprobeerd met, 80.000 ultimo, en loop weg. Maar Bed zegt, als je die kop echt wilt hebben laat je het toch voor een rijksdaalder niet over gaan? Daar heeft hij natuurlijk ook groot gelijk in. We zien van alles op de markt. 5 geitenkoppen op een rijtje, een varken dat in zijn geheel wordt gebraden en waar de vrouwen met hun handen de stukken uitplukken die ze willen hebben. In het binnengedeelte van de markt zijn allemaal keukentjes, je kunt er zo bij aanschuiven, het ruikt heerlijk, maar we durven er nog niet te eten. We willen aan het begin van de vakantie niet ziek worden. Hierna gaan we naar de groente en fruit markt. Geweldig! We kopen maar wat bananen. Er is ook nog een markt waar ze alleen maar aardappelen verkopen. De vrouwen dragen alles in een doek op de rug. Ze lopen soms helemaal krom van het gewicht wat er in zit. Onderweg kopen we nog een paar broodjes bij de panaderia en lopen weer terug naar Pechuche. Onderweg zien we een paar vrouwen de was doen in een stromend beekje. We willen een foto maken maar ze draaien zich om en willen niet op de foto. In Pechuche wonen veel wevers. We kunnen mee met een excursie, maar hebben niet zo veel zin meer. Ook komen diverse inheemse muziekgroepen uit dit dorp. Ze willen allemaal graag als muzikant naar Europa om daar rijk te worden. Natuurlijk verdienen wij in Europa ook veel geld in hun ogen, maar ze vergeten dat alles, dus ook het levensonderhoud veel en veel duurder is dan hier. Terwijl ze zich diep in de schulden moeten steken om de reis te kunnen betalen, is voor de meeste muzikanten de hele onderneming een desillusie. Naar school willen ze dan niet meer en ze kijken neer op het werk van hun ouders op het land of het weven.
Vanochtend ontbijten we
gezellig samen op de kamer, wat fruit voor mij en een broodje voor Bert. Het
plan is om vandaag naar Cuicocha, een oude geërodeerde vulkaan te gaan waar een
kratermeer ligt maar German, de chauffeur, is naar huis gegaan. Er is een
alternatief vervoer, de camionette. Het leek dit keer wel een veewagen. Maar de
lol is er niet minder om. In Peguche zitten we op 2300 m hoogte en we gaan met
de camionette al hotseknotsend en zeer dicht op elkaar gepakt naar 3000 m. Na 1
uur rijden zijn we bij het beginpunt van de wandeling. Na
±
5 minuten zien we het meer
liggen. Het is schitterend, het water is helder blauw en de zon schijnt er ook
nog op. In het midden liggen 3 vulkaan eilandjes. We nemen echt even de tijd om
hier van te genieten. Maar dan moeten we verder en ook omhoog. Na zo'n 15 min.
denk ik: Jeetje, dit houd ik nooit vol. Nu heeft Bert nergens last van. Ik loop
te hijgen als een karrepaard. Als het zo nu en dan even vlak is kom ik weer wat
bij, maar het gaat steeds steiler omhoog. Het zweet gutst me overal bijneer. Als
we bij een soort splitsing komen, kunnen we kiezen: boven langs, dit is de
langere route of onderlangs. De meerderheid is voor de mooie uitzichten, dus
gaan we bovenlangs. Weer verder omhoog! God zegen de route en geef me een beetje
lucht. De laatste 500 m naar boven kan ik niet meer, mijn benen doen
ongelooflijk veel pijn en ik snak na elke 2 stappen naar adem. Mijn hart slaat 2
keer het normale ritme. De waterfles kan ik zo wel leeg drinken. Bert zit er
inmiddels ook wel aardig doorheen. Maar hij neemt nu toch de rugzak van mij
over. De groep laten we eerst maar doorgaan. Ik ga zitten en neem een broodje,
het is niet weg te krijgen, maar ik spoel het toch maar met water door mijn
keel. We hebben ook nog een mandarijntje en dat smaakt beter. Nu toch maar weer
proberen te lopen, want zitten blijven kan ook niet. Na 5 minuten weer stoppen,
dit gaat absoluut niet lekker. Ik zie niets meer van de mooie omgeving en ben
alleen maar bezig met lopen. We stoppen bij een uitzichtpunt. We gaan hier
languit liggen uithijgen. We zitten er allebei goed doorheen, rode hoofden, meer
van inspanning dan van de zon. Na een half uur ben ik weer zover dat ik het
uitzicht ga bewonderen. Het is echt schitterend. Maar ik zie ook dat we nog
verder omhoog moeten. We gaan dus maar weer verder. Mijn benen willen echt niet
meer Pijn! Eindelijk staan we op het hoogste punt van 4000m. Hierna gaat het
naar beneden. Het is idioot, maar het gaat meteen beter. Mijn vermoeidheid
Als we bij Aya Huma terug zijn, is de was ook weer schoon en droog terug gekomen. Ons kamernummer is er niet bij. Maar Bert krijgt een onderbroek van Cecile terug, heeft hij voor morgen tenminste een schone. Eindelijk vist de receptionist een zak wasgoed ergens vandaan en daar zit en gedeelte van ons wasgoed in. Voor Cecile hebben we een bodywanner en een trui in de aanbieding. We kopen nog een paar mooie kaarten en gaan dan even een lekker "bakkie" drinken. Bert zegt dat hij even naar de kinderen wil bellen, maar staat er niet bij stil dat het daar 7 uren later is. Ze kunnen zich wel een rotje schrikken als we midden in de nacht bellen. We beperken ons maar tot kaarten schrijven. De postzegels zijn hier uitverkocht, maar als we alvast voor de postzegels betalen, wil de receptionist de zegels er wel op plakken als ze er morgen weer zijn. We hopen maar dat hij het ook doet. Na lekker te hebben gegeten, maken we de tas klaar voor de reis naar het regenwoud. We vallen als blokken in slaap. Eigenlijk verslapen we ons een beetje, we worden pas om 5.30 uur wakker. Om 6 uur vertrekt de bus al. Gelukkig hebben we de tassen al klaar en staan we nog op tijd de bus. Dit keer is German er weer. Hij verontschuldigt zich dat de bus zo vies is aan de buitenkant, maar hij had geen water. We gaan eerst weer richting Quito en passeren het monument bij San Antonio de Pinchencha, zo'n 25 km ten noorden van Quito. Hier staat een monument precies op breedtegraad O. Uiteraard heet dit La Mittad del Mundo. Op de terug weg zullen we hier even gaan kijken. We gaan verder via de Pan-American Highway of zoals het kortweg genoemd wordt: Pana, naar het zuiden. Deze weg loopt over de Sierra, de ruggengraat van Ecuador. In 1802 gaf de Duitse onderzoeker Alexander von Humboldt dit gebied de naam Avenue der Vulkanen. Door de ligging van Ecuador rond de evenaar kun op vallei-hoogte tussen de orchideeën en palmbomen lopen, ga je verder omhoog dan kom je eerst door tropisch nevelwoud, vervolgens door naaldwoud en daarna door een deel dat is begroeid met grassen en struiken: de páramo. Deze páramo bevindt zich op een hoogte van 4000m. Hoe hoger je komt des te schaarser de vegetatie wordt. Uiteindelijk ploeter je alleen nog maar door de sneeuw. Maar wij gaan eerst van de Pana af rijden dan over een smal en nogal bochtig weggetje naar boven, de Andes in. De steile afgronden naast de weg zijn nogal beangstigend voor een paar mensen. Iedereen wil opeens aan de kant van het gangpad zitten, maar ik vind het een prachtig uitzicht en zit echt te genieten. We gaan naar het dorpje op de Andes helling dat Yungguilla heet. Hier is een natuurreservaat opgezet in samenwerking met de dorpelingen. Een deel van de mensen werkt ook in het reservaat. We eten hier ook. Na het eten splitst de groep zich. De echte "die hards" gaan verder lopen naar onze bestemming in het nevelwoud Maquipucuna. Dit is ± 7 uren lopen. Wij durven het niet aan. Het laatste uur gaat volgens Cecile nogal stijl omhoog. En na wat ik gister heb ervaren ben ik er een beetje bang van geworden, want er wordt goed gewaarschuwd: weet waar je aan begint, want er is geen weg terug. Als je eenmaal loopt, moet je blijven lopen tot je er bent. De meisjes van het restaurant willen wel een stukje lopen met de groep die met de bus naar Maquipucuna rijdt. We lopen een hoge heuvel op en zien dan het dorp liggen. Er wonen 45 mensen. Die leefden van de landbouw en kapten de bomen. Nu is er een ecologisch project, dat een soort coöperatie heeft opgericht. De mensen werken er samen op het land en helpen elkaar ook. Ze krijgen goede prijzen voor hun producten en aan het eind van het jaar delen ze de winst. De coöperatie probeert ook de levensomstandigheden te verbeteren door de scholing van de kinderen te financieren. De kinderen helpen soms ook een handje mee en mogen dan als beloning even verder op kamperen in een tent. We gaan heuvel op en heuvel af, we hebben het ondertussen flink warm gekregen. De muggen hebben het ook op ons voorzien en steken wat af. Totaal bezweet, komen we weer bij het restaurantje aan, de meisjes hebben pret om onze vermoeide en warme gezichten, maar na een lekkere cola komen we weer wat bij. De zon schijnt heerlijk en we zitten even heerlijk te genieten. Tijdens onze wandeling heeft German de bus gewassen, het zat hem niet lekker zo'n vieze bus. We stappen dus de schone bus in en rijden verder naar Nanegalito. Hier moeten we de bus weer uit, want die kan niet verder. Een oud manneke zit wat te prevelen. Cecile verstaat hem een beetje. De oude baas heeft nog maar 2 tanden in zijn mond, maar denkt dat de dames nog wel wat in hem zien. Hij vertelt dat hij nu al weer 3 jaar alleen is, maar dat hij nu wel een vrouw wil. Helaas voor hem gaat niemand op zijn avances in. Bert ziet een panaderia waar het heerlijk ruikt en koopt 2 broodjes. Het zijn een soort flapjes met kaas en uien gevuld. Bovenop zit suiker! Maar het smaakt toch lekker. Ondertussen is in alle haast een soort veredelde veewagen zo veel mogelijk schoon gespoten. Er wordt een stukje zeil over de natte bodem gelegd hier moet de bagage, die mee moet naar Maquipucuna, op. We worden weer als makke schapen ingeladen. De weg blijkt 19 km lang te zijn. Een vrouw met een baby van een maand of drie en een meisje van 11/2 à 2 jaar vraagt of ze een stukje mee mag rijden. Ergens halverwege stapt ze uit. Ze heeft boodschappen gedaan. Dit is een hele dagtaak hier. Met die kleintjes 10 km heen en 10 km terug lopen is een heel eind. De truck helt zo nu en dan vervaarlijk over. De weg zit ook vol kuilen. Opeens stopt de chauffeur. Hij wil meer geld en anders gaat hij niet verder. Volgens hem kan het ook niet. Hij is bang dat de auto vast komt te zitten en dan gaat zijn auto kapot. Maar hij is bij Cecile aan het verkeerde adres. Ze zegt kort en bondig: Doorrijden, anders krijg je helemaal niets. Er volgt enig verbaal geharrewar wat wij niet woordelijk verstaan, maar de bedoeling komt wel over. Gelukkig komt er hulp voor Cecile. Een opzichter van het Maquipunuca park komt eraan rijden. Hij kent Cecile en hij Verte1t de chauffeur dat hij best door kan rijden. Hoewel hij hier niet echt gelukkig bij kijkt, kiest hij nu toch eieren voor zijn sucres en hobbelt verder. Na 1 1/2 uur komen we bij ons verblijf. Het ziet er heel leuk uit. We moeten met 4 personen een kamer delen, maar wij lopen toevallig naar boven en zien daar een tweepersoonskamer. We vragen of die ook voor de groep is. Ja dat is zo, we boffen dus. We hebben een soort overloop in koloniale stijl met een zitje en een hangmat. Er zit geen raam in, maar een groot stuk gaas, waardoor je zo naar de bananenbomen kijkt. Je hoort ook de geluiden van de dieren. Intussen is er een late lunch voor ons klaar gemaakt. Er is ijsthee met popcorn. Dat valt er lekker in, het is zo op. Dan komt een romige spinaziesoep op tafel. Erg lekker, maar er komt weer popcorn bij. Het blijkt dat de popcorn in de soep had gemoeten. Hadden die stomme toeristen het popcorn al op voordat de soep kwam. Hierna lopen we nog wat rond. Er moet een waterval in de buurt zijn. Als je in je hut zit hoor je hem stromen. Na enig zoeken vinden we hem. Het is niet erg spectaculair. We gaan terug naar de cabanas om te douchen, voor dat de andere groep lopers er is. Bert heeft zijn hangmatje gevonden, omringt door de dichte begroeiing en de geluiden van de jungle en het ruisen van het water, valt hij snel in slaap. Als de lopers arriveren, eten we nog wat. Er is taart want Marion is jarig en in de jungle bakken ze zelfs ook taarten. Heerlijk, alleen in plaats van slagroom gebruiken ze wel crème. We worden nog op een drankje getrakteerd en gaan daarna snel ons bed in. Tenminste dat was het plan, maar er zijn een paar kakkerlakken op bezoek boven. Ze springen tevoorschijn als ik de toilettas wil pakken. Hier bieden mijn teenslippers hulp. Met een paar fikse meppen slaan we 6 kakkerlakken naar hun voorouders. Het valt nog niet eens mee, die beestjes zijn nogal vlug en wij zijn wat stijf van de wandelingen. Na een grondige inspectie van ons bed, waar we niets in vinden, stappen we er toch maar in. 's Nacht moet ik plassen en ga met Bert, die dan natuurlijk ook moet, met de zaklamp naar beneden. Als we weer naar boven zullen gaan staat er opeens een nachtwaker met zaklamp en geweer. We schrikken ons half dood, maar er wordt dus goed op ons gepast. We horen het buiten heel hard regenen, dat zal morgen niet prettig lopen.
Bert heeft slecht geslapen. Lariam of kakkerlakken? We krijgen weer een omelet met verse (ja echt waar) broodjes als ontbijt. De gids vertelt alvast wat wetenswaardigheden over het regenwoud. De kenmerken hiervan zijn: Plantengroei op bomen en de hele dag door een nevelige wolk er boven. Maquipucuna betekent: Groene duim. Het is in 1988 opgericht als non-profit organisatie, met als doel de nationale bronnen te beschermen door verantwoord gebruik er van. De bevolking wordt geleerd dat je niet zo maar bomen kunt kappen. Dit reservaat is een beschermd gebied. Het is ± 11.000 ha groot. Het is een van de weinig overgebleven tropische nevelwouden van Ecuador. Er komen hier studenten, die na de middelbare school een jaartje in Ecuador willen zijn. Ze helpen overal mee, van gaten in de wegen repareren tot het observeren van vogels.
Natuurlijk heeft Bert niet goed geslapen. Na het ontbijt ga ik mee alvast een stuk de weg af lopen. Bert heeft geen zin, die is nog moe. Maar hoe korter ik in dat hobbelende veevervoergeval zit, hoe liever. Eigenlijk ben ik wel blij dat we hier weg gaan, het is zo vochtig en klam hier. Na dit stukje lopen ben ik al weer kletsnat van het zweet. Na een goed half uur worden we opgepikt. Omdat we de laatste zijn die instappen, sta ik wat klem achterin. Ik smoor haast in de stinklucht die uit de uitlaat komt. Deze wagen is wel wat beter dan de vorige, maar ook deze helt vervaarlijk over naar alle kanten. De afgronden zij erg diep. Zelfs ik word een beetje misselijk. Iedereen is stil. Zo nu en dan hoor je een angstige gil van iemand. Opeens begint er wat onder de wagen te rammelen. De chauffeur gaat kijken maar vergeet, of misschien heeft hij geen, handrem. We rijden dus een stukje verder zonder chauffeur. Die neemt een sprint en hij springt er weer in. Wat er precies aan de hand is, is ons niet helemaal duidelijk, maar na 5 kwartier komen we toch veilig in Nanegalito aan. German staat alweer te wachten met zijn bus en we rijden naar La Mittad del Mundo bij San Antonio de Pichincha Het monument is een toren van 30 m hoog met een wereldbol van metaal erbovenop. De bijna 40.000 km lange evenaar is symbolisch weergegeven door een uit kiezelsteentjes bestaande streep van 10 cm breed. In 1986 is dit hier neergezet, toen is ook de promenade aangelegd met de borstbeelden van de Franse expeditieleden, die in 1736 hebben berekend dat hier het middelpunt lag. Later is gebleken dat er een rekenfoutje is gemaakt en is het echte middelpunt hier 8 km vandaan. Daar staat nu dat knullige monument je bij de oliepijpleiding. We vinden het hier wel leuk. Er is ook een Correos en daar gaan we postzegels voor de kaarten kopen. Het mannetje hield een verhaal, wat ons niet helemaal duidelijk was, maar opeens begreep ik dat hij wilde weten hoeveel stempels er op de kaart moesten. Het blijkt dat dit iets heel bijzonders is voor postzegelverzamelaars om een zegel te hebben die hier afgestempeld is. Tja, dat had de Franse aristocraat Charles de la Condamine ook niet kunnen dromen toen hij hier met zijn wetenschappelijke expeditie ging onderzoeken of de theorie van Newton klopte, dat de aarde bij de evenaar opbolde Al doende stelde hij de ligging van de evenaar vast, evenals de maten waarop ons metrieke stelsel gebaseerd is. We gaan weer de Pana op. We passeren weer een administratieve grens. Ook dit keer helpt de truc met de microfoon. German komt een bekende tegen in een passerende bus. Er wordt gestopt met beide bussen, de chauffeurs eruit en even handje schudden en bijpraten. Wij en de passagiers van de andere bus, wachten geduldig tot ze uitgepraat zijn. Als German de bus weer in komt zegt hij: "Camarado", maar dat hadden we al begrepen. Het begint ook weer te regenen. We dutten even weg. Maar een stuk verderop zijn we weer klaar wakker. German rijdt licht slingerend om kuilen en gaten in de weg te ontwijken. Dit is dus wel de hoofdweg van Ecuador. De gaten heten hier "potholes" Vroeger, voor de wegen geasfalteerd waren, groeven de mensen gaten in de weg om aan materiaal te komen, waar ze hun potten van maakten. Maar er staan ook veel kruisjes langs de weg. Deze worden door de familie geplaatst op de plek waar een auto over de rand ging. Dit betekent dus hoe meer kruisjes er staan, hoe gevaarlijker de bocht is. Naar mijn gevoel staan er veel te veel. Maar German heeft een bidplaatje voor in de bus hangen, dus het zal wel goed komen. We zien ook veel bussen langs de kant staan, die gerepareerd worden. Maar ja, we verbazen ons toch al dat sommige dingen nog rijden. We zien de Cotapaxi in de wolken liggen, de sneeuw ligt weer boven de wolken. Later zien we het nog een keer en dan ligt hij in de zon. Prachtig! Om een uur of wee komen we in Lasso aan. Dit is een klein boerendorp je aan de voet van de Andes. We logeren hier in een Haciënda. Net als elders in Latijns-Amerika moest de inheemse bevolking van Ecuador na de komst van de Spanjaarden de beste landbouwgronden aan de bezetters afstaan. De Spanjaarden breidden hun grondbezit enorm uit in de vorm van Haciënda's. Ondanks de hervormingen van 1962 wisten heel wat grootgrondbezitters hun land te behouden, zodat de indigenas zich genoodzaakt zagen hun heil te zoeken op de schrale gronden van de hogere hellingen. We hebben dit mooi kunnen zien. Cecile vertelt dat de kinderen hier tot de leeftijd van 16 jaar "collegio” volgen, tenzij de kinderen thuis nodig zijn. Er is hier een hoge kindersterfte. Er zijn geen sociale verzekeringen en veel mensen hebben geen geld om de dokter te betalen. Je hebt hier wel heel veel apotheekjes. Als je een winkel wilt beginnen, of een apotheek dat maakt hier geen verschil. Je kunt hier dus van alles kopen zonder recept. Heb je daar geen geld voor, dan vraag je dat aan een rijke toerist. Men denkt hier dat iedere toerist erg rijk is. Natuurlijk is dat ook zo, vergeleken met de arme mensen hier is bijna iedereen rijk.
Eerst hoorde hij ons niet en gooide de hoorn er weer op. Maar na bestudering van het telefoonapparaat blijkt dat je als je gehoor krijgt op de 1 moet drukken. Goh, zei hij, je had 5 minuten later moeten bellen dan had ik je kunnen feliciteren. Maar het is hier 4.55 uur en daar hebben we niet zo snel aan gedacht. Eigenlijk is het natuurlijk gek, wij betalen 50.000 sucres voor een telefoontje van 3 minuten naar Nederland en een man in het dorp is helemaal gelukkig met fooi van 1000 sucres. Dit is dus een kwartje. Hier in de omgeving zijn veel rozenkwekerijen. Er werken heel veel mensen uit de omgeving. Je ziet ze allemaal fietsend of lopend er heen gaan. Bij de poort moeten ze zich legitimeren of er wordt iets afgestempeld, dat kunnen we niet zo goed zien. Om 7 uur biedt Cecile ons een welkomstdrankje aan, in een apart zaaltje met een open haard. Het drankje blijkt chicha te heten. Het is een uit maïs gebrouwen bier, dat in de Sierra door gist en suiker aan het gisten wordt gebracht. In de Oriënte wordt dit bier gemaakt van cassave. Om het te laten gisten kauwt men op de cassave, waarna het resultaat in een schaal wordt gespuugd en er water aan toe wordt gevoegd. De enzymen uit het speeksel zorgen voor de gisting. Het smaakt naar een soort warme grog. Best wel lekker eigenlijk. We willen er gedempt licht bij, maar dat begrijpen de obers helemaal niet. Iedere keer als er iemand van de bediening langs komt, hup dan gaat het grote licht weer aan. Ze zullen wel denken, hebben we een prachtige kroonluchter en dan gebruiken ze hem niet. Daarna gaan we eten, de omgeving nodigt wel uit om een wijntje bij het eten te bestellen. Maar met het oog op morgen doen we het maar niet. Ze waarschuwen als je de hoogte in moet, geen alcohol te nemen. Je krijgt dan sneller last van hoogteziekte. Wij houden ons er maar aan. We gaan, om 9.30 uur slapen. Vandaag wordt Bert 51 jaar. Hij wordt natuurlijk uitgebreid gefeliciteerd. Hij is vanochtend erg vroeg wakker. We hebben samen in het grote eenpersoonsbed geslapen, maar het blijkt toch wel wat aan de krappe kant voor ons samen. Om 7 uur vertrekt de bus naar Sanquisili. Omdat we zo vroeg zijn, drinken we nog snel een kopje koffie. Gelukkig zijn we wat vroeg, want ik kom net tot de ontdekking dat ik ongesteld ben geworden. Getsie! Net vandaag zijn we de hele dag onderweg. Als we bij de bus komen, wordt Bert door iedereen gefeliciteerd en gezoend. Ik deel ook mee in de vreugde. Klokslag 7 uur vertrekken we naar Sanquisili. Dit ligt 16 km van Lasso. Hier is elke donderdag markt. Om 8 uur is de verkoop al in volle gang. We gaan eerst naar de beestenmarkt. Er is ontzettend veel te zien. Uiteraard zijn hier ook de indigenas, die van alles te koop aanbieden: Varkens in alle maten, lama's, koeien en kippen. Jammer genoeg werkt het weer niet zo mee. We gaan eerst maar even ontbijten. Bert bestelt een gebakken ei, dat is verschrikkelijk zout. Ik krijg alleen een stukje brood. Dan eindelijk is er koffie, ze hebben er alvast de suiker maar ingedaan. Met zulke hoeveelheden dat zelfs Bert het te zoet vindt. Maar na 10 minuten krijg ik een nieuwe kop. We gaan nu de kledingmarkt opzoeken. Die speelt hier een centrale rol in de economie van het omliggende gebied. De markt wordt bezocht door de leden van de verschillende inheemse groepen van het achterland. Deze markt is minder commercieel dan in Otavalo. Maar we zien wel een paar schrijnende gevallen. Mensen die zich op handen (met handschoenen) en knieën voortbewegen. We geven een meisje dat bedelde, met twee kleine kinderen, geld voor een foto. Ze is hierna niet meer bij ons weg te slaan. Ze laat zien dat ze voor het geld een broodje voor de kleintjes heeft gekocht. Ondertussen hoost het nu echt. We schuilen even. We zien de mensen voorbij schuivelen in kleurige kleren. Soms ook nog op blote voeten. Het bijzondere is dat ze bijna allemaal een Zwarte hoed op hebben. Ik ga nog naar een openbaar toilet. Het is niet te beschrijven hoe vies dat is. Na het bezoek aan de markt gaan terug naar de bus en rijden naar het Cotapaxi Nationaal Park. Hier moeten we ons laten registreren. Er kwamen net ladingen bussen met Amerikaanse en Ecuadoraanse soldaten het park uit. Onderweg zien we ook wilde paarden. Er moeten ook speciale Andes-meeuwen zijn en zelfs Andes-condors zijn, maar die zien we niet. We rijden naar de berg de Cotapaxi toe. Dit is met zijn 5897 m hoogte, de op één na hoogste berg van Ecuador en de hoogste actieve vulkaan ter wereld. De weg naar boven is erg slecht, (zelfs voor Ecuadoraanse begrippen) er is zelfs een brug weggeslagen. Nu gaat de bus stapvoets door de rivier. De $ 10 entree die je moet betalen om hier in te mogen, gebruiken ze niet voor het onderhouden van de wegen. Op 4500 m hoogte stopt de bus en moeten we lopend verder. We beginnen weer vol goede moed en met een fles water naar boven te lopen. Het gekke is dat je steeds moet plassen als je op grote hoogte loopt. Wij niet alleen, maar bijna iedereen heeft hier last van. We zijn wel de hekkensluiters, maar we halen de refugio op 4800 m wel. We doen er zo'n 50 minuten over. Het is ploeteren over de puinhelling. Veel stilstaan, uithijgen en weer in ons eigen tempo verder. De refugio zie je pas als je er bijna bent. Je denkt dat er geen einde aan de klim komt. Maar wat een voldoening als je daar dan staat en je ziet de zon schijnen op de top. Fantastisch! Wat mooi! Niet te beschrijven, dit zijn dingen die je in hoofd moet opslaan. In de refugio drinken we hete thee met suiker. Wat is dat dan lekker. We zijn ook zo door en door nat geworden. Zowel aan de buiten als aan de binnenkant.
Om 7 uur is er een verjaardagsborrel voor Bert. Natuurlijk ontbreekt de al bijna traditionele rum-cola er niet. Bert houdt een mini speech en zegt dat het een zeer speciale verjaardag voor hem is. (Om me heen hoor ik al fluisteren dat hij vast 50 jaar is geworden.) Maar hij vertelt dat hij vandaag bereikt heeft wat hij zich had voorgenomen, namelijk de refugio op 4800 m. Het is toch een hele belevenis dat je op bijna 5 km hoogte een kopje thee zit te drinken. Om dit te vieren trakteert hij iedereen op een drankje bij het eten. Ook 's avonds tijdens het eten is Bert zich er nog zeer van bewust dat hij met een groep aardige mensen zijn verjaardag viert op zo’n unieke plaats als de Haciënda. Vanochtend kunnen we uitslapen. Ik heb slecht geslapen want Bert wilde de kachel aanlaten om de schoenen en kleren te drogen. Ik vind dat toch een beetje eng en slaap dan zeer onrustig. Maar de kleren zijn droog en de schoenen ook bijna. Na een zeer chaotisch ontbijt stappen we de bus weer in. Over de Avenue der Vulkanen op weg naar Baños. We rijden via Ambato, dit is de vierde grote stad van Ecuador. Er staan hier redelijk veel moderne gebouwen. Dit komt omdat de stad bij een aardbeving in 1949 bijna geheel verwoest is. We staan hier zelfs even in de file, doch dat is van korte duur. Ook passeren we Pelileo, hier worden de spijkerbroeken van Ecuador gemaakt. Je kunt het ook zien, Bijna bij elke winkel hangen spijkerbroeken buiten, of iets anders van spijkerstof gemaakt. Na zo'n 2 uur rijden we Banos binnen. Dit is een vrij toeristisch plaatsje waar je kunt baden in de warmwaterbronnen. Jammer genoeg zijn deze op dit moment gesloten, omdat er door een steenlawine stenen zijn in gevallen. Dus dat gaat onze neus voorbij. Dit is voor mij niet zo erg, ik ben natuurlijk net heftig ongesteld, maar voor Bert is het wel sneu. Baños is voor de Ecuadorianen de plaats van: Nuestra Senora del Agua Santo (onze lieve vrouw van het heilige water). In de basiliek staat een beeld van haar, aan de muren hangen schilderijen met teksten, waarop de wonderen die aan haar toegeschreven zijn, te zien zijn. Zoals het stoppen van de uitbarsting van de Tungurahua (de hoogste vulkaan in deze provincie ), het behoeden van reizigers van een zekere dood, toen de brug over de rivier de Pastaza instortte, ook heeft ze toen de stad verbrandde, door boven een huis te gaan hangen, deze mensen gered van de vuurdood. Je kunt ook plaatjes met afbeeldingen van haar kopen, want niemand kan voor meer veiligheid op de weg naar huis zorgen dan Nuestra Senora. Als we weer buiten komen zitten de bedelaars weer op ons te wachten. We hebben nog wat kleingeld. We kopen ook nog wat zoetigheid die hier op straat gemaakt wordt. Het is een soort stroperig deeg, die men om een grote spijker slaat en dan weer uitrekt. Het is niet lekker. We wisselen bij de bank weer travellercheques. We krijgen nu meer sueres voor een dollar. Op het vliegveld voor $1 - 8600 sucres, nu voor 1$ - 9400 sucres. We brengen het geld en de paspoorten eerst weer terug in de kluis van het hotel. We gaan nu naar het nieuwe standbeeld van Nuestra Senora dat op de Tungurahua staat. Het is hier lekker weer. Banos ligt op 1800 m hoogte. Het waait wel hard. Naar de nieuwe maagd is nog een behoorlijke klim. We zijn niet van plan om helemaal naar boven te gaan, maar we zijn iedere keer nieuwsgierig wat er achter de bocht ligt. Het uitzicht is ook prachtig over Baños. Bovenop staan 2 mannen, opeens realiseren we ons dat we heel afgelegen en alleen zijn. We denken ook aan alle waarschuwingen die we, eigenwijs als we soms zijn, genegeerd hebben. We maken snel een foto en draaien ons om, om naar beneden te gaan. Opeens staan er ook 2 mannen achter ons. Foute boel denken we. We hebben gelukkig niet veel geld bij ons, 50.000 sucres en dat zit ook nog in de sokken verdeeld. We lopen de heren maar zo kalm mogelijk voorbij en groeten hola! En ze groeten vriendelijk terug. Niets aan de hand dus. Bert had al bedacht als ze zijn fototoestel wilden hebben, dat hij dan toch eerst het rolletje eruit zou halen. We hebben het intussen flink warm gekregen en stoppen even om wat water te drinken. We komen voorbij een heel groot kerkhof, met allemaal huisjes met kruizen er bovenop. Ook staan er een soort kasten met vierkante open blokken. We denken eerst dat het plaatsen zijn waar de urnen ingezet worden. Maar later hoorden we dat de kisten erin geschoven worden en dan wordt de opening dicht gemetseld. Hierna lopen we naar de San Francisco brug. Dit is een wankele hangbrug in een dichtbegroeide kloof over de rivier de Pastaza, maar het is hier prachtig. Bert krijgt er zelfs kippenvel van. Hij vraagt voorzichtig of ik wel op de brug durf, dan kan hij een foto maken. De brug wiebelt alleen wat dus dat gaat best. Uiteindelijk gaat hij er zelf ook over heen. Aan de overkant lopen we een stukje over de rotsen om bij de waterval te komen. Halverwege stoppen we. Het wordt erg stijl en de stenen zijn nat en glibberig, We vinden het te gevaarlijk. We horen de waterval bulderen, het is niet goed te beschrijven hoe mooi en indrukwekkend het hier is. Dit is ook weer een beeld om in je hoofd op te slaan.
Cecile vraagt of we mee uit eten gaan vanavond. We twijfelen even, want eigenlijk willen we ook wel eens cavia of cuy zoals het hier heet, eten. We zien ze aan het spit geregen liggen te roosteren. Wat Cecile voor vanavond heeft besproken daar kun je geen cuy krijgen. Maar ze weet Bert, samen met Koen en Anneke over te halen om toch maar mee te gaan. Aan een kant vind ik het wel jammer, want ik had met zijn tweeën eten ook wel weer eens leuk gevonden. Om 7 uur gaan we dus mee eten. Het is erg leuk. Er komen kinderen langs die schilderijtjes verkopen. Het lijken kinderlijk naïeve tekeningen zonder perspectief, met schreeuwende kleuren. Maar Anneke laat mij er beter naar kijken en laat mij zien dat er heel interessante details in zitten, die veel laten zien van het leven in de afgelegen dorpen in de Siera. Ze zijn op een schapenhuid geschilderd die na ontharing nat op een houten frame gespijkerd is en bij het drogen strak trekt. Achteraf heb ik nu spijt dat ik er niet een gekocht heb.
Ondanks het kabaal slapen we goed. Helaas regent het vandaag weer. We kopen nog snel wat souvenirs. Een gekleurde vogel voor Judith en een kettinkje voor mij. Het kettinkje is gemaakt van bloemenpitten. Planta de Chamico. Ook koop ik 4 stenen van de Taguanoot, dit is een plantaardig ivoor. De vrucht van de ivoorpalm bevat wit compact vruchtvlees, welke eerst week aanvoelt, maar na enige tijd harden niet van echt ivoor is te onderscheiden. Het wordt donkerder naarmate het ouder wordt. Dit beroep, het bewerken van de ivoornoten, is speciaal iets voor de provincie Chimborazo. De harde noten kunnen in iedere vorm worden gehakt en gesneden. Er zijn veel vogeltjes en olifantjes van gemaakt. Daar houd ik niet zo van. Ook koop ik nog een lap met Ecuador erop. De verkoopster dacht dat we twee wilden hebben en wilde het niet voor onze prijs verkopen. Ze keek wel heel verbaasd toen we maar één lieten inpakken. Dus waren we "duur" uit. We slaan ook wat brood in, dan hebben we in de bus wat te eten. We gaan weer "hoog", dus moeten we goed eten. De weg is slecht en door de regen niet te berijden, Daarom moeten we omrijden. Nu heb ik tijd genoeg om de lap van Ecuador op mijn rugzak te naaien.
Bert heeft echter nu ook de pest in, ondanks de prachtige vergezichten, want we hebben de trein gemist die hier één keer per week langs rijdt. Als we bij het stationnetje terugkomen is het nog steeds bar koud. We zien de prachtigste zonsondergang die we ooit gezien hebben. De berg heeft een wit kapje van sneeuw. De wolken komen oranje achter de berg vandaan. Onze gids, die zelf ook een ervaren bergbeklimmer is, zegt dat er vandaag veel sneeuw gevallen is op de berg. We gaan nu eten, maar de deuren blijven open staan want de kachels trekken niet goed. Buiten is een prachtige sterrenhemel. Na het eten doe ik mijn schoenen uit en ga met mijn voeten voor het haardvuur zitten. Met koude voeten kan ik niet slapen. Het is hier echt verschrikkelijk koud. We worden helemaal niet goed van de rook. Bert wordt ook wat benauwd. 's Nachts wordt ik wakker van de hoofdpijn en ben misselijk. Bert is weer benauwd. Wat een ellende hier. Ik blijf zo stil mogelijk liggen want met deze kou helemaal naar beneden om over te geven is geen pretje. Om een uur of 6 staan we op, we slapen boven de openhaard en worden bijna uitgerookt. Buiten is het wel nog erg koud, maar de lucht is ten minste lekker fris. Het ontbijt bestaat uit stukjes pineapple en papaja's en "safe" water. Na het ontbijt lopen we een uurtje en dan pikt de bus ons op en rijden we verder naar Riobamba. Als we bij het hotelletje met de luxueuze naam “Monte Carlo” aankomen blijkt dat er geen stroom is, en daardoor ook geen water. Maar ja, vies zijn we toch al, want in de kou van de afgelopen nacht zijn we niet verder gekomen dan het tandenpoetsen. We zetten de tassen op onze kamer neer en gaan gelijk door naar de Chimborazo. We rijden via heel slechte wegen. Onderweg is er ook nog een paspoortcontrole, ze moeten onze paspoortnummers hebben. Wat de politie er mee moet is een raadsel. Het blijkt dat er een vergissing gemaakt is op het kantoor van Baobab. Bert en ik hebben hetzelfde paspoortnummer op de lijst die naar Cecile gefaxt is. Maar niemand die iets gemerkt heeft. Cecile laat het maar zo, want ze hebben de lijst al een paar keer gekopieerd. German rijdt de bus via haarspeldbochten naar een hoogte van 4800m. We gaan het eerste stuk lopen en komen allemaal gedenkstenen tegen van mensen die verongelukt zijn bij pogingen om de Chimborazo te beklimmen. De berg heeft als uitdaging dat hij het dak van Ecuador vormt. Er gaat nu ook iemand naar boven, die loopt eerst naar een basiskamp op 5500m hoogte en gaat vannacht een poging doen om de top op 6300 m. te halen. De sneeuw is dan harder, daardoor is er minder lawine gevaar. We lopen maar tot aan de sneeuwgrens, want Bert wilde eerst toch al niet mee naar boven en ik heb nog steeds hoofdpijn en dat wordt er op deze hoogte niet beter op. Stommerd die ik ben, heb nu natuurlijk geen paracetamol bij me. Dat zit in de medicijndoos op de kamer. We gaan terug naar de bus. Gelukkig zijn de anderen die wel naar boven zijn gegaan, weer snel terug. De klim was lang zo moeilijk niet als die op de Cotapaxi. Het weer is nu veel beter. Nu heb ik een beetje de pest in dat ik niet meegegaan ben. Terug in het hotel toch maar met een Brufen in bed gekropen, Om 7 uur gaat de groep eten maar Bert slaapt nog. Hij is erg moe omdat hij de vorige nacht bijna niet heeft geslapen. Wij zijn later, toen hij wakker was, met zijn tweetjes naar een pizzeria geweest. Dat was wel grappig, we kregen eerst één pizza die moesten we delen en toen die op was kregen we de tweede pizza. Je had dus steeds een warme pizza. Eigenlijk was het ook best leuk weer eens samen te eten, een glaasje wijn erbij en toch lowbudget eten.
Ook vandaag weer een vroeg
ontbijt, om 6.30 uur. Deze keer neemt het ontbijt meer tijd
in beslag dan de planning is. We gaan vandaag naar Alausi. Hier stappen we om
9.30 uur op de autoferro. Dit is een soort trein met de bovenbouw van een oude
bus (compleet met stuur, claxon en op zand werkende remmen) die op een onderstel
van een trein geplaatst is en van een dieselmotor is voorzien. Ik ga op het dak
zitten en Bert gaat binnen zitten, want de afgronden waar de trein langs gaat,
zijn behoorlijk stijl. Het is een fantastische ervaring om in de
buitenlucht vanaf de trein de Andes aan je voorbij te zien gaan. Helemaal
beneden zien we een stationnetje liggen. De trein maakt een paar
haarspeldbochten en komt dan bij El Nariz del Diablo. De duivelsneus. Hier kan
de trein omdat het zo stijl is, alleen maar doormiddel van vooruit- en
achteruitgaande bewegingen, zigzag naar beneden gaan. Na een spannende, maar
prachtige rit, komen we bij het station aan. Hier is niet veel te beleven. We
rijden verder. Een kwartier later begeeft de aandrijfas van de trein het. Daar
staan we in de middle of
German heeft braaf zitten te wachten. En stappen we na een lunch die er lekker in valt, weer in de bus. Omdat we veel tijd hebben verloren slaan we de mines van Inga-Pirca over. We kunnen er niet meer op tijd zijn. Maar wie er nog naar toe wil kam er morgen heen met een taxi. We gaan nu rechtstreeks naar Cuenca. De weg is verschrikkelijk slecht. Over 188 km doen we ± 6 uren. Er zijn stukken rotswand die met begroeiing en al naar beneden zijn gekomen. Soms neemt dit bijna de hele rijbaan in beslag. En dan al die kuilen nog. Verschrikkelijk! Niemand wil morgen nog een keer dit vreselijke stuk weg terug rijden om naar Inga-Pirca te gaan. In Cuenca gaan we nog even wat eten. We komen op een plein terecht waar het een drukte van belang is. We horen dat het religieuze festival "Corpus Christi" hier gevierd wordt. Dit duurt een week. De inwoners leven naar deze feesten toe. Er wordt dan veel gegeten en gedronken en er is altijd muziek. Soms dragen ze beschilderde houten maskers, waardoor de geest van een wrede tijger of lollige aap of zelfs de duivel in hun huid kruipt. Op het PlazaCalderon is vuurwerk en de bijbehorende mensenmassa. Een deel van het vuurwerk wordt het publiek ingegooid. Ik ben blij dat we er niet tussen staan. We gaan terug naar het hotel en nemen een heerlijke en uitgebreide douche. Vandaag slapen we heerlijk wat uit. We wisselen wat cheques bij een bank waar de bewaking het geweer in aanslag heeft. Voor de bank ligt een jongen die verschrikkelijk verbrand is en zijn onderlijf zit in een plastic zak. Hij is daar neergelegd om wat geld bij elkaar te bedelen. Op een markt kopen we een sjaal, voor de kinderen kopen we een T-shirt en voor Bert een pet. Daar staat een shaman op. In bijna elke Ecuadoraanse gemeenschap woont wel een man of vrouw die de geneeskrachtige eigenschappen van de inheemse planten kent, of die een diagnose kan stellen en de ziekte kan genezen door geestelijke onevenwichtigheid te verhelpen of een vloek ongedaan te maken. Wat de shamanen doen, verschilt per etnische groep. In de Sierra worden ze geraadpleegd als men last heeft van de darmen, maar ook als iemand denkt dat een jaloerse buurman een vloek over hem heeft uitgesproken, of als men een ruggen steuntje in de liefde- of in zaken nodig heeft. Men kent hier ook de "parteras", die gespecialiseerd zijn in zwangerschap en geboorte. We lopen nog wat rond en gaan op zoek naar een inca ruïne die volgens de kaart hier moet zijn. Deze ruïne is zo klein dat we er eerst gewoon voorbij lopen. Later horen we dat we niet de enigen zijn geweest. We lopen een stukje langs de rivier de Tomebamba. Hier zijn vrouwen druk aan de was. De kleren liggen op de oever te drogen. Aan de overkant zie je het nieuwe gedeelte van de stad. Het oude deel waar wij zijn heeft klinkerstraatjes en pleinen met bloemen en bomen. We bekijken ook nog de kathedraal, deze heeft hoge azuurblauwe koepels. Deze koepels zie je al van verre. Dit had de grootste kerk van Zuid- Amerika moeten worden, maar de architect heeft destijds een rekenfoutje gemaakt en daarom is het niet gelukt. Onderweg heeft iemand geprobeerd iets uit onze rugzak te halen. De gesp is los en de rits staat open. Twee meisjes tikken Bert wat lacherig op de schouder en wijzen ernaar. We denken eerst nog heel onnozel dat ze het lapje, dat Janneke op de rugzak had genaaid, bedoelden. We bedanken de meisjes en giechelend lopen ze verder. 's Avonds is het plein Calderon weer vol mensen. Er staat een versierde toren waar vuurwerk aan vast zit. Er staan een hele boel tentjes langs het plein die snoep, koekjes en andere zoetigheden verkopen. We moeten hier natuurlijk ook iets van proeven.
De wandeling vind ik nu
erg zwaar worden. Het tempo ligt ook nu weer vrij hoog. Veel smalle paden die op
en neer gaan en langs steile afgronden gaan. Bert kijkt alleen maar waar hij
zijn voeten neerzet. Dat moet ook wel, het pad is zo'n 20 cm breed en daarnaast
gaat het recht naar beneden. Als je durft te kijken is het een schitterend
uitzicht. We zien de condor, het symbool van de Andes, jammer genoeg niet.
We zijn weer wat bijgekomen in de bus en gaan daarom nog maar wat sucres halen bij de bank. De bank is nog open, maar travellercheques kun je alleen maar tot 4 uur omwisselen. We proberen het bij nog een paar banken, maar de meeste banken wisselen helemaal geen travellercheques. Na wat rond vragen wijzen ze ons de weg naar een wisselkantoortje. We vinden het wat onbetrouwbaar klinken, maar gaan toch maar even kijken. Het blijkt erg mee te vallen, de wisselkoers is bijna hetzelfde. Dan gaan we nog even naar de markt om stof voor een tafelkleed te halen. We hebben van anderen gehoord dat je het hier aan de meter kunt kopen. Het is mooie geweven stof, niet zo stug. We kregen niet zo veel van de prijs af als we wilden. Maar we werden het voor 160.000 sucres en 2.5 meter eens. Het bieden gebeurde hier ook met een rekenmachine. Halverwege de onderhandeling ging er zelfs een mobiele telefoon. Die had ons zakenvrouwtje in haar tas. Om 6 uur zijn we weer op onze kamer en moeten we voor de laatste keer de bagage overpakken. We nemen maar weer een gedeelte mee naar Puerto Lopez. Zo tegen het einde van de vakantie ben je het overpakken wel zat. ‘S Avonds gaan we voor de laatste keer met zijn allen eten. Het is de Mexicaan geworden. Het blijkt een afschuwelijk dure tent te zijn. Het eten vinden wij ook nog niet eens de moeite waard. Aan het eind neemt Koen het woord en spreekt namens ons allen als hij Cecile bedankt voor de leuke begeleiding en vertelt Annelies dat wij het met haar ook wel zien zitten. Ook heeft hij voor of over iedereen een leuke opmerking. We vermaken ons kostelijk. Ook is iedereen het erover eens, dat er een reünie moet komen. Helaas gaat het met het afrekenen helemaal mis. We zitten aan 2 lange tafels en de ene tafel heeft een gezamenlijke rekening gevraagd en willen dit door 20 delen. Maar aan die tafel zijn flessen wijn van 150.000 sucres (fl 37.50) besteld en aan de andere tafel zitten mensen die door darm en maag problemen bijna niets hebben gegeten. Zij willen niet mee betalen aan de flessen wijn. Er volgde nogal wat geharrewar. Bert en ik krijgen een beetje katterig gevoel. De avond is eigenlijk een beetje verpest. De hele vakantie is de sfeer zo goed geweest en nu eindigt het een beetje vervelend. We lopen achter Koen en Anneke naar het hotel terug en horen hun ook mopperen dat "dat rot geld" weer een bron van onenigheid is geweest. Om 7 uur is het ontbijt. We slaan dit met plezier over. We hebben nog broodjes van gister over, omdat we niet wisten dat er toen onderweg geluncht werd. Hoewel die forel zelfs een complete maaltijd leek. We hadden dus ruim ingeslagen en bijna niets ervan gegeten. Dus met een laatste "bakkie" op onze kamer gegeten. We gaan op tijd naar beneden om de rekening te betalen. Met de Mastercard gaat het wat moeilijk. Het duurt bijna 10 minuten voor de verbinding er is. Maar het lukt tenslotte. We hebben ook geen ander geld meer. De bagage die naar Puorto-Lopez, Guayaquil of Galapagos mee moet, moet achter in de bus. De bagage die naar Quito gaat moet onderin. German wil de bus in Gayaquil beslist niet open maken. Het schijnt een zeer gevaarlijke havenstad te zijn. Cecile is daar in het verleden ook een keer alles kwijtgeraakt. Ze had alleen nog de kleren die ze aan had. Natuurlijk is German een echte man uit Quito en dus wel bevooroordeeld. Er is veel rivaliteit tussen de twee belangrijkste steden van Ecuador. Quito is een centrum voor kunst en cultuur, Guayaquil is een snelgroeiende stad vol zeelui en hard werkende, stevig drinkende arbeiders. Quitofios vinden de inwoners van Guayaquil lomp en brutaal. De inwoners van de havenstad beschouwen de Quitefios als saai en achterlijk en begrijpen niet waarom mensen in een stad zonder nachtleven en stranden willen wonen. De Quayaquilefios zeggen graag dat zij het geld verdienen dat in Quito wordt uitgegeven.
Eindelijk komen we bij het hotel. German blijft in de bus zitten. We nemen de bagage die hier in het hotel achterblijft mee. German doet heel zenuwachtig als er een koffer even op straat wordt neergezet. Maar alles gaat goed en in het hotel nemen we afscheid van de groep die naar de Galapagos eilanden gaat. Het voelt wel een beetje vreemd zo'n gehalveerde groep. Onze bagage en de twee beelden stoppen we in een veredelde bezemkast en hopen die over twee dagen weer terug te vinden. We lopen terug naar de bus van German, die ons naar het busstation zal brengen. Hij heeft al een heel verhaal over de gevaren van een alleenstaande bus. Twee mannen tikten op het raam van de bus met het smoesje dat de bus een lekke band heeft. Daar kijk ik straks wel naar zei German. Even later was het; Heb je het niet warm in de bus, wil je niet een raampje open zetten? Nee ik heb airco, was het antwoord. Kortom hij was blij ons te zien. Kon hij eindelijk wegrijden. We rijden langs de grootste begraafplaats van Ecuador. Ze stapelen daar de kisten in een soort stelling van vierkante vakjes. Dat stukje wordt dan dichtgemetseld. Je ziet ongelooflijk veel van die kasten staan. De rijkere mensen laten een huisje met een kruis erboven maken. Bij het busstation nemen we afscheid van German. Annelies adviseert ons om goed op onze spullen te letten. Dit blijkt geen overbodige raad. Ze trekken Bert op de roltrap bijna de tas uit zijn handen. Na wat gezoek en gevraag komen we op de bovenverdieping bij de bus naar Malta aan. De bagage gaat weer bovenop de bus en wij stappen voor in de bus. Zo'n busreis met het openbaar vervoer is een hele belevenis. De chauffeur rijdt als een gek, hij haalt voor de bocht in en gaat meehangen in de bocht. Bij iedere stopplaats stappen er mensen in die iets verkopen. Appels, water, cakes en ijsco's. De bijrijder die ook de kaartjes verkoopt beslist wie er wel of niet in de bus mag verkopen. De verkopers rijden dan een eindje mee tot de volgende stopplaats en rijden dan met de bus die van de andere kant komt weer mee terug. Om 6 uur komen we in Jiplaja aan. Hier moeten we overstappen. We kijken allemaal wat zoekend rond. We worden dan ook onmiddellijk door een ronselaar aangesproken. Hij vraagt waar we naar toe moeten. We moeten volgens hem snel een kaartje kopen want de bus vertrekt zo. Wij draven met zijn allen, snel kaartje kopen. Als we hijgend bij de bus aankomen, zegt het manneke doodleuk dat we nog een half uur moeten wachten, want er komen misschien nog meer mensen. Het blijkt hier zo te zijn dat er meerdere maatschappijtjes naar dezelfde plaats rijden. De bus is het eigendom van de chauffeur, of hij huurt de bus, en hoe meer betalende passagiers hij heeft, hoe meer hij verdient. Cecile koopt de chauffeur met wat sucres om. Ze vraagt of hij nu wil vertrekken en ons bij onze bestemming af wil zetten. Maar dat kost weer 10.000 sucres extra. We hebben het er graag voor over. Deze bus is echter geen verbetering. Alles rammelt. De mensen die voorin zitten zeggen zelfs dat het stuur loszit. De ruitenwisser gaat maar 10 cm heen en weer. We rijden nu in een dikke mist. Je ziet geen hand voor ogen. De bijrijder zit voortdurend voor in kruisjes te slaan. Het is ook doodstil in de bus. Na een haf uur stapvoets rijden gaat het wat beter. Opeens staan we voor een soort touwbrug waar we met de bus overheen moeten. We kijken naar de Ecuadoranen die ook in de bus zitten. Ze blijven rustig met elkaar praten. Dus zal het wel vaker zo gaan. Maar wij halen toch pas opgelucht adem als we er veilig overheen zijn gereden. Om 9 uur arriveren we bij ons resort vlak bij Puorto-Lopez. De chauffeur wil ons eerst bij het verkeerde punt afzetten. maar na enige heftige discussie met Cecile rijdt hij toch nog wat verder. Het eten staat ook hier weer voor ons klaar. De gebakken vis smaakt heerlijk. We zitten nog even wat na en gaan dan naar onze cabanas. De manager gaat ons voor met een zaklamp naar een wankele touwbrug. Er mogen maar twee personen tegelijk overheen. Onder veel gelach komt toch iedereen veilig aan de overkant. We slapen met Cecile en Anne1ies in een huisje.
We ontbijten in een tentje aan de boulevard, zo noemen we het maar, want er is in het hele dorp geen verharde weg of bestrating te zien. Er is wel een hek langs het strand. Als we hier ontbijt besteld hebben, gaat er snel iemand van het gezin bij de enige bakker broodjes halen. We krijgen allebei drie broodjes en een reuzen omelet en een likje jam, een kop koffie en een banaan toe. Dit alles voor 5 gulden, Hoe bestaat het. We lopen hierna op ons dooie gemak het dorp door. Verderop zitten twee mannen vrolijk hun netten te repareren. Er zijn ook een paar winkeltjes. We kopen een stel beeldjes, waarvan men ons voor de zekerheid vertelt dat het replica's zijn. Maar ja voor een rijksdaalder verwachten we toch al geen originele kunst. We gaan met een echte taxi terug. De chauffeur vraagt ons halverwege of we een foto van de baai willen maken. Dat doen we dus ook maar. Als we weer bij de cabana's zijn lopen we het strand langs. We vragen de barman of het water nog hoger komt. Volgens hem niet. We gaan dus zonder zorgen. We vinden een heleboel prachtige schelpen. Het ene exemplaar nog mooier dan de ander. Halverwege laten we een gedeelte van de schelpen en wat kleren zoals de lange broek, achter een grote kei liggen, het wordt erg zwaar om steeds mee te lopen. We zullen een keuze moeten maken, want volgens Bert kunnen ze lang allemaal niet mee naar huis. De zee lijkt nu toch wel iets hoger te komen. Ik verlies in een vloedgolf mijn slipper. Je hoort de stenen terug rollen in de zee. Het gaat met een geweldige kracht. Mijn enkels zijn helemaal open door de stenen. De baaitjes lopen nu ook snel vol water. We worden toch wat ongerust en gaan snel terug. Het wordt zelfs wat spannend. De golven komen nu tot borsthoogte soms. We zijn kletsnat, maar we hebben prachtige schelpen. We vinden onze natte kleren ook weer terug, we waren een beetje bang dat die ook weggespoeld waren. Gelukkig hebben we nog iets droogs in de cabana. Na al dit natte gedoe drinken we nog een cola-rum met Cecile. De rest van de groep heeft op zee enkele walvissen gezien, maar ze zijn toch wel wat jaloers op onze schelpen. Ze willen morgen ook gaan zoeken.
De rest van de groep is door onze enthousiaste verhalen ook naar Puerto-Lopez gegaan. We hebben dus weer het rijk alleen. We lopen nog een keer langs het strand en vinden tot onze grote verbazing mijn slipper weer terug. We ontmoeten een man die een inktvis heeft gevangen. Eigenlijk is het hier schitterend. Er zijn verder geen mensen, alleen wij. Het is jammer dat de zon niet schijnt, anders zou je hier wel een week door kunnen brengen. Ik ga nog even zitten lezen en dan is het tijd om naar de weg te lopen. We weten niet precies hoe laat de bus hier langs rijdt, dat schijnt iedere keer weer een verrassing te zijn. We moeten een dik uur wachten. De bus komt hier ook maar twee keer per dag langs en het is zaak om hem niet te missen natuurlijk. Cecile gaat eens aan de mensen aan de overkant vragen of de bus soms al geweest is. Ze krijgt het standaard antwoord: "de bus komt zo". Gelukkig is dat ook zo. De busreis is weer een avontuur op zich. Eerst naar Santa Helena. De bus rijdt tot onze stomme verbazing een heel stuk over het strand. Verderop stapt een passagier halverwege uit toen ze langs de weg sinasappelen te koop zag staan. Ze gaat ook nog op haar dooie gemak staan onderhandelen. De buschauffeur blijft geduldig wachten en ook de andere passagiers hebben geen commentaar. De zak sinasappelen wordt op het dak gehesen en de dame stapt weer de bus in. De bus hobbelt weer verder en de chauffeur rijdt kennelijk zo hard als het brik wil. In Santa Helena stappen we over op de bus naar Guayaquil. Dit overstappen gaat vlekkeloos. De bussen worden naast elkaar gezet en onze bagage wordt van het ene dak naar her andere dak overgegooid. We letten toch maar even op of onze rugzakken ook mee gegooid worden. We gaan daarna voor een snelle plas naar het openbare toilet. We hebben al veel viezigheid gezien, maar dit overtreft alles. Kokhalzend loop ik er weer uit. We stappen de bus in en gaan nu op weg naar Guayaqui1. Halverwege de rit stapt er een aangeschoten manneke in. Die gaat naast mij zitten. Kennelijk heeft hij zijn laatste sucre in drank omgezet, want hij heeft niets meer over om de bus te betalen. Hij vraagt mij of ik niet wat “dinero” heb voor de bus. Nu, dat gaat dus mooi niet door. De man wordt nu zonder pardon de bus uitgezet. Om 20 uur komen we in Guayaquil aan en nemen een taxi naar het hotel. We zetten de rugzakken op onze kamer en gaan op zoek naar de rest van de bagage. Alles wordt voor de laatste keer weer in de tassen gestopt en we gaan op zoek naar iets te eten. Bert is doodmoe en nogal kribbig, wat ik niet van hem gewend ben. We wilden eerst niet mee gaan eten, omdat we geen geld meer hebben. Cecile zegt dat ze het wel voor kan schieten, maar het blijkt dat we hier ook met de creditcard kunnen betalen, alles dus weer opgelost. We gaan meteen weer terug naar het hotel want de wekker gaat om 3.30 uur!!!!!
Om 10.30 gaat het toestel weer naar de startbaan. Weer moeten we even geduld hebben want er moet eerst een ander vliegtuig landen op dezelfde baan. Jammer genoeg is het vliegtuig tot op de laatste stoel bezet. We vliegen via Colombia en Venezuela naar Curaçao op een hoogte van 11300 m. Het is prachtig weer, we kunnen de hele kustlijn van Venezuela zien De plaatselijke tijd is hier 1 uur later. We hebben al iets van de verloren tijd ingelopen. Ook op Curaçao is het prachtig weer 31°C. Hier willen we onze koude botjes nog wel 3 dagen even opwarmen. Als we uit het vliegtuig stappen is het heerlijk warm, maar het waait verschrikkelijk hard. Maar net als de vorige keer is het een warme wind. We gaan even lekker in het zonnetje zitten, maar worden er weer weggestuurd. We moeten verplicht vanwege de veiligheid naar binnen. We krijgen weer een transit kaart. De alarmpoort gaat bij Bert alweer rinkelen, weer zijn riem natuurlijk. Hier reageert men niet zo overspannen als in Egypte, ze halen even een handscanner langs de riem en klaar is Bert. We verbrassen onze laatste dollars aan rum en chocola. Na een haf uur moeten we naar het vliegtuig. Het zit nog bomvol, dat wordt dus niet lekker languit op 3 stoelen. We vertrekken 15.10 uur lokale tijd en 21.10 uur Nederlandse tijd. Voor ons gevoel is het nog steeds amper 14.00 uur. De zon schijnt volop en we hebben er al een hele dag vanaf 3.30 uur op zitten. Mijn buurman is volgens mij op huwelijksreis en vliegt voor de eerste keer. De ziel is door de drukte van zijn bruid gescheiden en heeft bij het opstijgen het zweet in zijn handen staan. Bert legt voor de grap zijn hand op mijn hoofd en meteen komt de purser vragen of ik hoofdpijn heb. Nee, gelukkig niet. Na de maaltijd nemen we onze slaappillen en proberen te slapen. Deze keer helpen ze niet zo goed. We vliegen via St. Maarten, de Atlantische oceaan, (waar we op een hoogte van 10100 m en met een snelheid van 966 km/uur vliegen, de buitentemperatuur is -420 C), de Azoren, Lands end en Londen naar Schiphol, waar we precies op tijd landen.
|