Reisverslag van dag tot dag: Jemen

Reisadvies

Uitdrukkelijk wordt gewezen op risico's bij het reizen in Jemen. Reizigers moeten er op be­dacht zijn dat ontvoeringen in heel Jemen kunnen plaatsvinden. Men dient derhalve alert te zijn op uitnodigingen door onbekenden. Onbegeleid wandelen door onbewoond of dun be­volkt gebied dient vermeden te worden.

In verband met de toegenomen spanningen in het Midden Oosten dient men rekening te hou­den met demonstraties en mogelijke antiwesterse gevoelens.

Vooral vrouwen wordt afgeraden anders dan in de onmiddellijke nabijheid van hotels of internationale clubs te zwemmen en te zonnebaden. Individuele toeristen wordt sterk geadvi­seerd zich bij een lokale erkende reisorganisatie of bij de Nederlandse ambassade op de hoog­te te stellen van mogelijke onrustige gebieden op dat moment, alvorens aan een rondreis te beginnen.

Tevens vinden er gewapende autodief stallen van vooral vierwiel aangedreven voertuigen plaats, zowel binnen als buiten de steden en dorpen. Ook vinden er regelmatig bomaanslagen en onderlinge vuurgevechten plaats, tussen lokale stammen, families en de autoriteiten.

Toeristen wordt geadviseerd alleen te reizen onder goede begeleiding van een erkend reisbu­reau, dat zich tevoren van de situatie ter plaatse op de hoogte heeft laten stellen en zonodig in veiligheidsmaatregelen voorziet (politie- of militaire escorte) of voor een alternatieve route kiest.

Het wordt ten sterkste afgeraden alleen te reizen. Geadviseerd wordt om met name het traject Mukalla-Aden, via de weg door Abyan, slechts onder adequate begeleiding af te leggen. Geadviseerd wordt niet te reizen in de grensgebieden met Saudi-Arabië. Onbegeleide reizen naar de goeverneraten Marib, Al-Jawf, Saadah, Al-Mahran, Abyan en Shabwah wordt ontra­den.

In de gebieden Lahej, Abyan en Shabwah werden tijdens de burgeroorlog van 1994 mijnen gelegd die nog niet zijn opgeruimd. Vele mijnen zijn nog niet gelokaliseerd. In dit verband dient men zich tot de grotere doorgaande wegen te beperken en zich slechts onder deskundige begeleiding van een erkend reisbureau of gids hiervan af te wijken.

In het westelijke kustgebied loopt men het risico besmet te raken met de Rift Valley Fever (een virus met mogelijk dodelijke afloop). Hiertegen is geen vaccinatie mogelijk

Tot zover het reisadvies van het Ministerie van buitenlandse zaken (www.minbuza.nl). Alle negatieve adviezen hebben ons toch niet op andere gedachten kunnen brengen om af te reizen naar dit bijzondere land. Wel hebben we een reis geboekt bij reisorganisatie Djoser omdat dit ons veiliger leek.


Onze reis door Jemen 2001

Sana'a - Shihara - Menakha - Al-Hajarra - Tihama - Ta'izz/Jiblah - Al Dhabab - Aden - Habban/Wadi­Hadramawt - Al Mukalla - Shibam - Marib - Sana'a (2) - Kawkaban/Wadi Dhar

Zondag 27-5 Sana'a

Na een wat onrustige nacht staan we om 6 uur op. Onrustig omdat ik 5 minuten voor ik in mijn bed stapte, tot de ontdekking kwam dat mijn rijbewijs al 4 maanden verlopen is. Dat voelt niet zo lekker. Maar ja, nu is er toch niets meer aan te doen. Na 2 koppen koffie stappen we om ruim 7 uur bij onze dochter in de auto, op naar Schiphol. We zijn de laatste personen die inchecken. We eten op Schiphol nog iets en nemen afscheid van wegbrenger. Precies op tijd vertrekken we naar Frankfurt. Als we daar zijn, moeten we eerst een half uur rondcirkelen, want op de grond is een vliegtuig na de landing in brand gevlogen. We landen ten slotte op een stuk van het vliegveld dat voor vrachtvervoer bestemd is. Alle vluchtschema's zijn door de brand in de war. We zitten ook nog bij de verkeerde gate te wachten op het vertrek naar Sana'a. A65 staat op onze instapkaart, maar we moeten nu naar A55. Het wachten duurt lang. We maken nu wel kennis met onze medepassagiers. Een uur later dan gepland, stappen we in het vliegtuig. Tot onze stomme verbazing vliegen we eerst naar Caïro, een tussenlanding dus. Als het vliegtuig opstijgt, rammelt er van alles. Het klinkt niet erg veilig, maar alles gaat goed. We zitten ge­zellig naast elkaar en Bert zit bij het raam. We vliegen via München, de Alpen en Kreta naar Caïro. Om 19.30 uur plaatselijke tijd landen we. We mogen het vliegtuig niet uit, maar lopen even naar de openstaande deur waar het eten voor de verdere vlucht naar binnen wordt gebracht. Het is hier 410. Het waait een beetje, net of de haarföhn aanstaat. Maar we staan wat in de weg en lopen maar weer terug naar onze plaatsen. Een man komt in paniek het vliegtuig weer in gerend, hij is zijn paspoort kwijt. Het wordt niet gevonden. Het vuil wordt op gehaald en de afvalbakken van de wc geleegd, maar er komt geen sopje aan te pas. Hoewel de wc vreselijk smerig is. Ondertussen is het 20.00 uur en het wordt al donker. Om 20.45 stijgen we op voor het laatste deel van de reis. Er zijn geen passagiers meer bij gekomen en. Bert gaat lekker liggen op 4 stoelen, ik maak het me gemakkelijk op de 2 stoelen. Onderweg zie ik een prachtige sterrenhemel, net of je zo de sterren kunt plukken. Om 23.30 uur landen we op Sana'a. We denken dat de hoogte meter het niet goed doet, want op 2235 m landen we al. Sana'a ligt dus zo hoog. De temperatuur is 21 gr. C. een heerlijk temperatuurtje. Het wachten is nu op de koffers. Geluk­kig zijn er niet zo veel passagiers overgebleven, anders zou het wel heel lang hebben geduurd. Er is geen douane controle. Lekker gemakkelijk dus. Onze reisleidster staat keurig te wachten en we stappen in de bus die ons naar het hotel zal brengen. Maar na een paar km begeeft de bus het. Na wat gerommel en gepruts met behulp van een zaklantaarn en een aansteker blijkt hij het definitief op gegeven te hebben. Er wordt snel ander vervoer geregeld. De bagage gaat in een laadtruck en wij in een taxibusje er achter aan. Het lijkt wel een hoerenbus, allemaal rode lampjes. Eerst is de weg nog geasfalteerd, maar later rijden we door een droog gevallen rivierbedding. We hobbelen bijna met onze kop door het dak. Onderweg zien we een paar versierde huizen met lampjes, dezelfde die we in Nederland met kerst ook hadden, een rubber slang met lichtjes. Dit is nog van 22 mei, elk jaar vieren ze dan de eenwording van Jemen. Vorig jaar is het een groot feest geweest omdat het toen 10 jaar geleden was, maar dit jaar is het alleen in Aden uitgebreid gevierd. Om 1 uur komen we doodmoe in hotel Golden Daar aan. Het staat in het oude centrum en is een oud paleis van een imam en in de jaren '90 tot hotel verbouwd. Deze verbouwde hotels vind je alleen in Sana'a. Hoewel het nooit echt een paleis is geweest, is de prijs van een kamer is zo hoog dat er nooit een Jemeniet zal logeren. We hebben geen eigen douche en wc, maar deze zijn op de gang. Het kan ons niet veel schelen. We rollen doodmoe ons bed in. Het was een lange dag.

Maandag 28-5 Sana'a

Om 7 uur is het opstaan geblazen, ontbijt met een praatje van Pleuni, onze reisbegeleidster. We gaan hierna meteen dollars wisselen. Met een dik pak ryals komen we het wis­selkantoor uit. De stad maakt nu al indruk op ons. We gaan ons eerste kopje thee hier drinken. In het theehuis “26 september”. Er zullen nog talloze kopjes volgen deze vakantie. De thee is mierzoet en heel sterk. Niet mijn "cup of tea". Hierna worden we bij de Bab al Jemen afgezet. Dit is de toegangspoort van de oude stad. Sana'a wordt ook wel beschouwd als het grootste openlucht museum in de Arabische wereld. Binnen een straal van 1 km staan er alleen huizen die volgens oude tradities zijn gebouwd. Het leven lijkt hier stilgestaan te hebben. Het lijkt of we in de Middeleeuwen terecht zijn gekomen. Volgens de geschiedschrijvers van Jemen is de stad gesticht door Sem, de oudste zoon van Noach. Het zou een van de eerste woongebieden van de mensheid zijn geweest. Er staat een gedeeltelijk nog in takt zijnde muur om de oude stad. Sana'a heeft 500.000 inwoners, van wie er 42000 binnen de oude stadsmuren wonen. De oude inwoners van Sana'a hebben de voorkeur voor de woningen die net buiten de stadsmuren gebouwd worden. De huizen die zij achterlaten worden steeds meer ingenomen door immigranten van het platte land. In dit deel staan de 400 jaar oude huizen die nog volgends de duizend jaren oude traditionele bouwstijl gebouwd zijn. En dit wil men ook zo houden. Het is niet geoorloofd om binnen dit gebied een modern gebouw neer te zetten of een oud gebouw af te breken. Daar de ruimte binnen de stadsmuren begrenst was, moest elke cm grond zo efficiënt mogelijk gebruikt worden en een uitbreiding van de ruimte kon alleen in de hoogte gerealiseerd worden. Het huidige straatbeeld dateert uit de 15e a 16e eeuw. De eerste verdieping van de huizen zijn van steen, terwijl de hogere verdiepingen van leem zijn opgetrokken. Boven de ramen worden gipsen friezen geplaatst waartussen gekleurde albasten of glazen ruiten worden gezet. (Takhrim ramen). In het oostelijk deel van de oude stad zijn de huizen 4 tot 5 verdiepingen hoog en elke verdieping heeft zijn eigen leeffunctie. Men komt binnen door een entree die duidelijk een verdedigende functie heeft. Het zijn vaak zware houten deuren met ijzer beslag versierd en er zit een stevig slot op. Dit was hard nodig, als je bedenkt dat nog in 1948 Sana'a door de omliggende stammen werd geplunderd. Hiertoe had de imam toestemming gegeven als dank aan de nomaden voor het veroveren van de stad, die in handen van oproerlingen was gevallen. De ruimte op de begane grond wordt gebruikt als stal, opslagplaats of men heeft er een kleine winkel. Vroeger werd deze ruimte vrij gehouden om het mogelijk te maken hier een gevecht aan te gaan met de vijand en zo de bovenliggende verdiepingen te kunnen verdedigen. Hier worden ook de fecaliën van de diverse toiletten die op de bovenverdiepingen liggen, opgevangen en verwerkt tot brandstof. In de dorpen vind men op de plaats waar de toiletten zich bevinden een kleine uitstulping van de muur met een gat erin, de fecaliën komen zo op de straat terecht. Via een smalle trap komt men op de eerste verdieping. Ook hier ziet men weer de verdedigende functie, op smalle trappen kan een vijand gemakkelijk worden tegengehouden. Op de eerste verdieping worden vaak de etensvoorraden en de potten en pannen bewaard. De gasten kunnen zich vermaken op de tweede verdieping. Voordat deze kamer betreden wordt trekt men de schoenen uit. Op de grond liggen matten en tapijten. Aan de kant zijn kussens neergelegd en hier en daar een armsteun. De kleding van het gezin hangt hier aan haken aan de muur. Bij de rijkere families zijn er nissen in de muur uitgespaard, waar de kleren hangen en worden de nissen afgesloten met fraai bewerkte houten deuren. Op de tweede verdieping bevinden zich ook de slaap vertrekken. De slaapvertrekken zien er bijna net zo uit als de woonkamers met dien verstande dat er in plaats van zitkussens matrassen lans de kant van de kamer zijn neergelegd. Op deze verdieping bevindt zich ook vaak de mooie kamer waar huwelijken worden gesloten, geboortes en andere belangrijke familie feesten worden gevierd. Op de derde verdieping liggen de kleinere vertrekken voor de kinderen en de vrouwen. Van oudsher wordt deze verdieping de Haram genoemd. De mannen die niet tot de directe familie behoren hebben hier geen toegang. Het komt op dit moment niet zo vaak meer voor dat mannen meerdere vrouwen hebben. Als dit wel zo is, is de man meestal rijk genoeg om de tweede of derde vrouw in een ander huis onder te brengen. Daarom wordt de haram bewoond door de moeder van de echtgenoot, zijn vrouw, ongetrouwde zussen en de kinderen. Het is ook mogelijk dat de vrouwen van broers die in het buitenland werken hier wonen. Er moet ten slotte een beschermheer zijn die de eer van de vrouwen hoog houdt. De keuken ligt ook op deze verdieping, zodat het eten voor de gasten die op de tweede verdieping eten, gemakkelijk aangereikt kan worden. De bovenste verdieping, Mafraj, is voor de mannen van het huis. Hier nemen ze, onder het kauwen van de dagelijkse hoeveelheid qat, de plaatselijke politiek onder de loep.

Meestal heeft elke verdieping een toilet en een badkamer. Er was geen stromend water en men waste zich door water uit een kan over zich heen te gieten. Het toilet bestaat uit twee verhogingen aan weerskanten van een gat, waar men de voeten op kan zetten. Dit gat kwam via een schacht meestal op straat uit, of op een binnenplaats. De poep droogt in dit land snel en werd verkocht aan een badhuis, die het weer gebruikt als brandstof om het water op te warmen. Sana'a heeft nu een riolering en stromend water. Dit is met behulp van geld van de Unesco gebeurd. We slenteren door de soek. Het is een wirwar van smalle kronkelige straatjes. De oude binnenstad is opgenomen op de wereld erfgoedlijst en is met behulp van de UNESCO in traditionele stijl gerestaureerd. Je vindt hier geen moderne huizen, hierdoor wanen we ons in de middeleeuwen. We zien bijna alleen mannen. Ze dragen gekleurde doeken om hun benen of een lange jurk. In beide gevallen dragen ze er een colbertje over. En natuurlijk de jambiya en de hoofddoek. De vrouwen die hier lopen zijn zwaar gesluierd. Opeens lijkt er wel een opstootje te ontstaan. Het blijkt dat er hier "basiet" of zo iets verkocht wordt. Het is een drankje met rozijnen er in. Ze noemen het bier zonder alcohol. Het is wel lekker fris. We komen op de kruidenmarkt. Hier ruikt het lekker naar alle verschillende kruiden. Ze hebben hier ook kardemon, waar we in Egypte thee van hebben gedronken. We hebben het een beetje warm en gaan op zoek naar een terrasje. Net buiten de poort zien we iets waar we buiten op een soort omloopje kunnen zitten. Het is niet zo stevig. Bert zet zijn voeten tegen het hekwerk en het hek buigt helemaal voorover. Hier maken we de fout om naar Coca-Cola te vragen. Dat hebben ze niet. Dus dan maar en ander zoet drankje. Later zien we dat ze wel Pepsi hebben. Maar ja, dat hadden we niet gevraagd. Binnen wordt qat gekauwd. We mogen er niet bij. Later wordt Bert wel uitgenodigd. Ik zal dus wel degene zijn die niet welkom is. Bert raakt aan de praat met een man uit Irak. Hij dacht dat Bert in de olie business zat. Of Bert dan ook voor een baan voor hem kon zorgen. We horen hier ook dat er gisteren een Duitse student gegijzeld is.

Na een poosje gaan we weer op pad. We lopen weer via de Bab-al-Yemen naar het pleintje. Mannen verkopen hier colbertjes. Ze hebben soms wel vier over elkaar om hun schouders hangen. Links van ons zien we de ateliertjes, zo groot als en klein kamertje, waar de colbertjes worden genaaid. We lopen over de fruitmarkt en kopen een paar bananen. We zoeken een plekje in de schaduw. Er komt iemand naar ons toe die vraagt of we verdwaald zijn. Hij is leraar engels en wil met ons iets gaan drinken. Dan kan hij zijn engels weer eens oefenen. We wijzen het vriendelijk maar beslist af, we willen eerst toch even de kat uit de boom kijken. We geven een paar ballonnen aan kinderen. Ze blazen ze meteen op. Sommige kinderen vragen zelfs om soera (foto). Dat is natuurlijk niet tegen dovemans oren gezegd. Gelukkig hebben we ruim rolletjes meegenomen. Er worden ons ontelbare jambiya's te koop aangeboden. Overal zien we nu ook qat kauwende mannen met een dik wang. Het is een zot gezicht. Ook verkopen ze hier Miswak op een kleedje. Dit lijkt op zoethout, maar is de Jemenitische tandpasta. Het is al eeuwenoud en werd al aanbevolen door de profeet Mohammed. Maar ook in 500 vC werd het al in Babylon genoemd. Miswak bevat fluoride siliconen en heeft een antibacteriële werking. Het helpt ook tegen plak, ontstekin­gen en slechte adem. Er is een graan markt, een koffie markt, geld wisselaars, cassette bandjes, kleren en zilver, (het is niet het zilver wat wij mooi vinden) en natuurlijk de jambiya winkeltjes. Veel van de goederen blijven overnacht in de soek staan. Vanuit een wachttoren let er iemand op dat er niets wordt gestolen. We lopen nog wat rond en zijn eigenlijk moe. We lopen nog langs de grote moskee, maar daar mogen we natuurlijk als niet-moslim niet in. Hoewel het nog maar 4 uur is, gaan we terug naar het hotel. We hebben geen voeten meer over. Maar dat is nog niet zo eenvoudig. Het eerste stuk lopen we goed, maar dan vergeten we een keer naar links af te slaan. We weten niet meer waar we zijn. Gelukkig hebben we het kaartje van het hotel. Bert vraagt de weg bij een eettentje. Een klant weet waar het hotel is. Hij loopt voor ons uit en brengt ons netjes thuis. Het is nog een aardig eindje, maar hij vraagt er niets voor. We hadden het zelf nooit gevonden. We nemen een kopje koffie en gaan lekker even met de voetjes omhoog.

's Avonds gaan we met zijn allen uit eten in een Jemenitisch restaurant. We lopen weer door de soek er naar toe. Het is er nu een stuk levendiger dan vanmiddag. Zelf hadden we dit restaurant niet op de eerste avond uitgezocht. Het ziet er vreselijk vies uit. De mensen in de keuken maken een kabaal en het zijn allemaal armen en benen. De tafel wordt met kranten gedekt. Deze service is niet voor de Jemenieten weggelegd. Maar het eten smaakt heerlijk. Schalen met vis, kip, rijst en scherpe prutjes. We krijgen grote ronde broden, die lijken op pannenkoeken. Hier schep je de rijst en het prutje mee op. De rest doe je met je vingers. Lepels en vorken doen ze hier niet aan. Voldaan en volgegeten gaan we naar het hotel terug. We gaan nog even op het dakterras zitten en kijken over Sana'a uit. We hebben het gevoel of we hier al heel lang zijn.

Dinsdag 29-5 Shihara  

^

Vanochtend vertrekken we na het ontbijt uit Sana'a. gelukkig komen we hier nog een keer terug en hoeven we nog niet afscheid te nemen van deze mooie stad. De toyota 4wheel drives staan klaar en dan gaan we richting Shihara. Maar eerst komt er nog een gids bij ons in de auto.  Ook worden we begeleid door een pick-up truck vol militaire politie, met achterop een zwaar kaliber afweer geschut (M50?) Dit zal later een vertrouwd beeld worden. De soldaten worden steeds weer door andere soldaten afgelost, maar de begeleiding blijft de hele reis bij ons. Het landschap is eerst nog vrij vlak. We maken onze eerste stop in het dorpje Amran. Dit is een ommuurde stad zo'n 50 km ten noord westen van Sana' a. Ondanks de geringe afstand tot Sana'a is het toerisme hier nog niet echt doorgedrongen. We gaan door de poort naar binnen. Vroeger was deze stad zelfvoorzienend. Er was zo'n ruimte gebrek in de stad, waardoor de stoffige ongeplaveide wegen zo smal zijn dat er geen auto door heen kan rijden. Op de marktplaats zijn diverse kleine winkeltjes waar je pistolen, revolvers, mitrailleurs en handgranaten en natuurlijk de bijbehorende mu­nitie kunt kopen. Voor de winkels zijn een soort luifels aan gebracht die gesteund worden door zeer oude pilaren. De versiering van de huizen bestaat uit een raamdecoratie van albast en gips. Een jongetje loopt met ons mee en wijst ons op de inscriptie. Deze moet volgens het boekje uit de tijd van het rijk van Sheba komen, waaruit blijkt hoe oud de stad is.

De volgende stop is om qat voor de chauffeurs te kopen. Deze belangrijke aanschaf moet blijkbaar voor twaalf uur gebeuren. Daarna wordt er voor de lunch gestopt. Hier zit een man die vol trots de munitie laat zien die om zijn dikke buik hangt. We horen dat het gemiddelde maandinkomen voor een Jemeniet $100-$200 is. Als we verder rijden wordt het landschap zeer afwisselend. Als we boven op een bergje even stilstaan hebben we een prachtig uitzicht. Onderweg rijdt de chauffeur Fouad een geit aan. Dit komt nogal heftig aan. De darmen en lever liggen eruit, maar het beest leeft nog wel. De militairen wagen er geen kogel aan. Het blijkt dat ze elke kogel die ze missen tijdens de toeristen escortes, moeten verantwoorden. Nadat de onderhandelingen over schadever­goeding is geregeld, snijd de herder de keel van de geit door. Het mes wordt aan de vacht afgeveegd.

We zitten bij Abdul Galic in de auto. Hij geeft ons Arabische les: Dank u Shukran, hallo, alan bas­salam, goede morgen, saba al gair. We rijden ondertussen door een prachtig landschap, soms verlaten en dor, dan opeens weer begroeid. Jemen is ook buiten de hoofdstad een prachtig land. We komen bij Huth. Dit is een klein dorp waar niet veel te zien is. Maar hierna is het met de goede weg gedaan. We hobbelen met de auto's over iets dat op een pad moet lijken, tot we bij een parkeerplaats komen. Hier stappen we over in pick­up trucks van de plaatselijke bevolking. We moeten achterin staan en ons stevig vasthouden. Achterin elke truck zit ook een militair. En de plaatselijke gids ontbreekt ook niet. We zien Shihara in de verte als een klein stipje op de berg liggen. Het zal nog wel even duren voor we er zijn. We hebben soms moeite om te blijven staan. We moeten ondertussen ook nog een oogje op onze bagage houden, want volgens Pleuni raakt er nog wel eens wat kwijt op dit stuk. Maar de uitzichten zijn spectaculair. We staan ons er rammelend en schokkend aan te vergapen. Soms is het zo verschrikkelijk steil dat je denkt “Daar kan geen auto bij op”. Ook liggen er stenen op het pad, half zo hoog als de wielen. Dat vind ik soms best eng. Maar alles gaat goed. We begrijpen staande op de truck, onmiddellijk waarom Shihara tot de komst van de vliegtuigen een onneembare vesting was. De truck voor ons heeft het moeilijk en de motor slaat af. De chauffeur springt er uit en legt een steen achter de wielen en probeert het weer op nieuw. Na anderhalf uur hobbelen, komen we uiteindelijk om 6 uur ‘s avonds in Shihara aan. Shihara is een beroemd vestingdorp, dat op 2600m hoogte ligt. Maar voor ons gevoel ligt het veel hoger. Tijdens de burgeroorlog van de jaren zestig heeft Shihara gediend als verzetshaard van de koningsgezinden. Maar toen zijn er vliegtuigen ingezet die de stad grotendeels hebben vernietigd. In de loop van de jaren zeventig is het dorp weer in de oude traditionele stijl opgebouwd.

We zetten de bagage in de funduq neer en gaan een wandeling door het dorp maken. We worden geëscorteerd door 3 gewapende militairen. De bevolking is hier niet zo dol op toeristen. Maar de kinderen hebben nergens last van en lopen vrolijk met ons mee. De bovenste ramen van de huizen hebben tralies. Zelfs in dit kleine dorpje zijn 2 moskeeën. Er liggen 23 “cisternen” een soort waterreservoirs, die het mogelijk maken voor de bevolking om een lange belegering vol te houden. Deze cisternen zijn niet verbonden met een bron, maar houden het regenwater vast. Deze worden tot op de dag van vandaag nog gebruikt. Het ziet er vies, groen troebel uit. Maar de vrouwen halen er ook nu water uit.

We lopen naar de 17e eeuwse brug over het 300m diepe ravijn. Het is geweldig. Ik heb niet zo snel last van de hoogte, maar dit duizelt me wel als ik naar beneden kijk. We blijven hier een poosje rondhangen en maken foto' s. Ik zou hier wel uren kunnen zitten en genieten van de adembenemende omgeving. In de verte zie je andere vestingdorpen op de bergen liggen. Maar dan klimmen we weer omhoog en gaan terug naar de funduq. Onderweg horen we schieten. We schrikken er van. Maar het blijkt dat er huizen worden afgebroken en dat dit met dynamiet ge­beurd. We eten weer brood met rijst en een bonenprutje. We slapen op een slaapzaal. Er is 1 wc (nou ja, gat in de grond) en douche voor allemaal. En natuurlijk stinkt het er verschrikkelijk.

Woensdag 30-5 Menakha  

^

Pleuni heeft moeite om ons wakker te krijgen. Iedereen heeft oordoppen in en hoort niets. Maar het is ook nog erg vroeg 5.30 uur. Als ontbijt krijgen we oliebollen en oliekoeken. Deze koeken zijn van zuurdesem gemaakt. Niet weg te krijgen. We zullen onze tanden even poetsen, maar we gaan bijna dood van de stank. Om 6 uur gaan we lopen naar beneden. De terreinwagens zullen ons halverwege weer oppikken. We beginnen met de brug over te lopen. Dan dalen we via een geiten paadje af Het is een schitterende wandeling, maar wel erg zwaar. We lopen soms over terrassen en soms is het klauteren over stenen. Dan weer een eindje omhoog, dan weer omlaag. We komen langs een oude politie post, van waaruit vroeger het dorp werd verdedigd. Eindelijk zijn we bij de terreinwagens. Ik ben zo stijf dat ik er niet zonder hulp in kan klimmen. Naar beneden met de wagens is net zo eng als naar boven. En we komen ook nog een tegenligger tegen, maar alles gaat goed en de chauffeurs hebben dit vaker gedaan. Om 8.45 komen we bij onze jeeps aan. Er is een run op de waterflessen. We willen water, water, en nog meer water.

We gaan op weg naar Menakha. We rijden weer langs de qatplantages. Eigenlijk is het raar, ze zouden veel beter groente kunnen ver­bouwen. Nu moeten ze in Shihara de groente van beneden halen. Na 12 uur doen de mannen hier ook niets anders meer dan qat kauwen. Het is heerlijk om na al dat gehobbel in de terreinwagens, weer in de jeeps te rijden. Er moet getankt worden en we stoppen bij een pomp. Dit gaat niet door. Ook na veel getoeter en geschreeuw blijft de pompbediende rustig van zijn qat genieten en heeft geen zin om maar iets te doen. Bij de volgende pomp hebben we meer succes. Maar het is nu ook de hoogste tijd voor onze chauffeurs om qat te kopen. Wij kopen ook wat. Onze magen rammelen. Oliebollen hebben we bijna niet gegeten en we hebben een lange wandeling achter de rug. Gelukkig heb ik nog krentenkoekjes. Maar als we stoppen krijgen we een heerlijke lunch, halve kippen, een scherp prutje en een lekker yoghurt sausje. Dit laatste lijkt wel wat op de Indiase raita. Ook nu weer wordt alles met de handen opgegeten. Als we helemaal voldaan zijn stappen we in de jeeps en gaan ook wij aan de qat. Het zou moeten helpen om de lange reis die we nog voor de boeg hebben beter te verdragen. Opeens is er een soort wegversperring. Een of andere stam doet moeilijk en wil de tol voor de doortocht verhogen. Onze gids op dit stuk, een echte gluiperd en vreselijk druk, heeft schijnbaar toch wel wat overwicht, (zijn familie runt de funduq in Shihama) en begint de discussie. Uiteindelijk mogen we verder rijden. Of er extra betaald is, daar kom je niet achter. Na afloop blijkt dat de militaire politie die natuurlijk vandaag ook weer mee is, de zaak te hebben geregeld. We hebben genoeg van de qat gekregen. Je moet eerst de blaadjes tussen je tanden wat kneuzen en dan achter je wang stoppen. Het smaakt wat bitter. Er moeten steeds meer bladeren bij. Tot de bal in je wang zo groot is als een tennisbal. Maar dat halen we allebei niet. Ondertussen moet je ook water drinken. Bert slikt dan de bal per ongeluk door. Ik blijf nog een paar takjes naar binnen proppen, maar spuug het op het laatst ook maar uit. Of we er nu veel fitter van zijn geworden? We rijden door een alweer prachtig landschap met veel vruchtbare terrassen.

Dit is de mooiste streek van Jemen volgens de boeken. Nu hebben we natuurlijk nog lang niet alles van Jemen gezien, maar het is wel erg mooi. Op bijna elke bergtop ligt wel een dorpje in de kleuren van het landschap. De lucht betrekt en het wordt steeds donkerder. Even later begint het te regenen. En niet zo'n beetje ook. De terrassen staan vol water. Het flitst en er zijn rukwinden. Het water stroomt langs de weg naar beneden. We moeten naar Menakha. Dit ligt 90 km ten westen van Sana' a en ligt op 2200m hoogte. Het is moeilijk rijden voor de chauffeurs. Maar om 5 uur komen we aan. Het is een gefortifiseerd bergdorp en ideaal om van hier uit wandelingen te maken. Maar dan moet het weer wel opknappen. Ook hier slapen we weer in een funduq. Deze ligt aan de rand van het dorp. We slapen nu met 6 mensen op een kamer. Deze funduq is wel wat luxer dan de eerste. Er is een echte wc en een bad. Het sanitair is zwart en ziet er vreselijk uit. We beperken ons tot een lekkere douche, we kunnen er hierna weer even tegen. Bert is zo gelukkig om een dubbele matras te scoren.

Om haf acht is er eten en zelfs een alcohol vrij biertje. Hierna is een optreden met zang en dans. De dansers (natuurlijk alleen maar mannen) zwaaien en springen met de jambiya's heen en weer dat het een lieve lust is. Wij doen zelfs ook nog een paar dansjes mee. Maar al dat gespring maakt ons doodmoe. We vinden het welletjes en gaan om tien uur slapen.

Donderdag 31-5 Al-Hajarra  

^

We kunnen een beetje uitslapen. Om half negen zijn we klaar voor een fikse wandeling. Van de regen van gister is niets meer te merken. Het is prachtig weer. Menakha is een bergdorp in de bergen van Haraz. Het ligt op een heuvelkam met een schitterend uit­zicht op de terrasvelden die rondom het dorp zijn aangelegd. Vanuit de heuvels in de omgeving kun je goed zien dat de Jemenieten zich het veiligst voelen in indruk­wekkende vestingen boven op een bergtop. Er liggen in de omgeving nogal wat van deze dorpen. We worden met de jeeps naar Al-Khutayb gebracht. Hier start de wandeling. Het eerste stuk is nogal stijl naar boven lopen. Halverwege denk ik dat ik het nooit zal halen. Bert neemt de rugzak over. Eigenlijk wil ik wel terug, wat een ellende toch iedere keer dat naar boven lopen. Maar we gaan toch door, steeds even stoppen en wat water drinken en zo komen we tenslotte toch boven. We worden beloond met het prachtigste uitzicht dat je je kunt voorstellen. We zien in de verte het dorp Kahill liggen. We blijven een poosje van het uitzicht genieten en uit te puffen. Onze gids vertelt dat een jambiya 7000 ryal kost (= fl 105), maar dat je ze ook hebt voor 2 mil­joen ryal = fl 30.000. We lopen verder naar Kahill. Hier in dit dorp wonen nog maar 5 families. Het is een wat spookachtig stadje. Het ziet eruit als een soort woonburcht met huizen van vier of vijf verdiepingen. Je kunt hier alleen maar lopend komen. De tijd heeft hier honderden jaren stil gestaan, zo lijkt het wel. Smalle steegjes en ook een watercisterne. We lopen verder en even buiten Kahill hebben we weer een prachtig uitzicht op Lakamat-al Miqab. Dit is een verlaten dorp. Er staan meisjes kettingen van pitten te verkopen. Ze bedelen niet en daarom kopen we er maar een. Ze zijn helemaal gelukkig met de verkoop. We val­len van het ene prachtige uitzicht in het andere. Je komt woorden te kort om het te beschrijven. We lopen verder naar Al-Hajarra. Dit is nog een hele tippel. We moeten eerst weer naar boven. De Jabal Shibam op, die is bijna 3000 m hoog. We komen een jongetje tegen met een kudde geiten. Hij wil wel op de foto. Hij geeft Bert een jong geitje in de armen. Onderweg is er een stop voor thee. Er komen twee jongetjes met thee kannen aanzetten. De thee is mierzoet en sterk, maar we drinken het toch op. Er staan ook twee prachtige meisjes bij. Ze zijn wat lichter van huidskleur als de rest. We maken er natuurlijk ook weer foto' s van. De mensen wonen hier zo afgelegen en ver van alles vandaan, dat kun je je gewoon niet voorstellen. Verder lopen we weer. Dan komen we op een plek waar ze een elektriciteitspaal bouwen. De bouwers vragen of wij er een foto van willen maken, zij zijn er apetrots op, maar wij vinden er niets aan. De uitzichten zijn veel mooier. Op een smal geitenpaadje komen we tegenliggers tegen. Een kudde geiten en wat koeien. Een oude man zit op een ezel en heeft een paraplu op tegen de zon. Hij vindt het helemaal niks dat we een foto ma­ken, stapt van de ezel en gaat lopend met de paraplu op verder. We staan helemaal tegen de berg­wand aangeplakt als de kudde voorbij loopt. De beesten doen natuurlijk geen stap opzij. We staan boven op de berg als we horen dat er geschoten wordt. Het hoort heel onwezenlijk in deze omgeving. Net of je CNN op de tv hebt aan staan. Het blijkt dat er in Al-Hajarra een bruiloft wordt gevierd. We hebben een verrekijker bij ons. We zien dat er op het dorpsplein geschoten wordt en zien de lichtflitsen. Onze gids vertelt dat er nu met kleine khalasnikofs geschoten wordt, deze geweren heten hier "paluts". We lopen zo snel mogelijk naar beneden. Het is nog een heel eind. We doen er een goed uur over.

Als we aan de rand van het dorp zijn zien we dat er in een soort bassin zwemles gegeven wordt. Een jongetje spartelt aan een touw met een kalebas op zijn rug gebonden. Al-Hajarra zelf ligt op een rots en de huizen vormen de vestingmuur. We lopen via een hoge trap de poort van de stad binnen. De mannen dansen hier nog steeds, al zingend, met elkaar. Even later gaan ze al zingend met elkaar naar de dorpskern om te eten. Ze hebben allemaal een witte jurk aan en een zwart colbertje. De bruidegom loopt voorop en heeft iets kleurigs aan. De bruiloft duurt 3 dagen. Op dag één komen de gasten ' s avonds bij elkaar. De kado' s en het geld worden gegeven tijdens het samen eten. Op de tweede dag wordt er gedanst, gefeest en geschoten. Aan het eind van deze dag wordt er getrouwd. Dit is het moment dat de man en de vrouw elkaar pas voor het eerst zien. De derde dag wordt er nog wat nagefeest en gaat iedereen weer zijns weegs. Een jongetje komt bij me staan en pakt mijn hand. Zo lopen we het hele dorp door. Hij is niet bij me weg te slaan. Gelukkig heb ik ballonnen en pennen bij me. Het uitdelen is soms een hele klus, ze zijn zo razend snel in het verstoppen van de buit, dat je goed op moet letten wie al iets gehad heeft en wie niet.

De jeeps komen er aan en brengen ons weer naar Menakha. We krijgen hier een uitgebreide warme lunch. Na de lunch ga ik snel douchen en gaan, wij vrouwen, onze handen laten beschilderen met henna. We gaan naar de zussen van onze gids. We lopen door het dorp. We komen door steegjes en sloppen. Het is een onvoorstelbare viezigheid, overal ligt vuil. Het stinkt er ook. Ergens hier midden in staat het huis. We moeten via een smalle trap naar de tweede verdieping. Hier trekken we de schoenen uit en mogen dan de kamer binnen. Het is een kale ruimte met kussens langs de kant en een kleed op de vloer. De zussen staan al op ons te wachten. Ze zijn “gewoon" gekleed. Een beetje slordig, van de jurken (van het type "zee­man") zijn de naden los en er zitten gaatjes in. De oudste zus is 21 jaar en heeft 4 kinderen. Deze zus heeft wel een hoofddoek om haar haren. De jongere zus is nog niet getrouwd en heeft geen hoofddoek om. Het is wel zo, dat de jongste zusjes van de gids even oud zijn als de kinderen van de oudste zus. De oudste zus is hier nu om te helpen met de henna beschildering. Ze woont natuurlijk bij de familie van haar echtgenoot. Maar eerst is het tijd voor de thee. Onze gids gaat in de hoek van de kamer liggen. Hij zal alles in de gaten houden, terwijl hij flink wat qat ligt te kauwen. Hij heeft al een complete tennisbal achter zijn wang. De helft van zijn tanden zit er ook onder. Maar hij heeft nog een heel takkenbos qat bij zich. Er gaan nog steeds meer blaadjes naar binnen. Ik vind het een smerig gezicht die groene tanden. De zussen kauwen niet. Ze brengen thee voor ons. Natuurlijk ook hier weer de mierzoete sterke thee. Met moeite krijg ik het door mijn keel. Beleefdheidshalve zeg ik dat ik het heerlijk vind. Maar een tweede kop sla ik beleefd af. De meisjes heb­ben een simpel schriftje waar de afbeeldingen voor de henna tekeningen in staan. We kiezen er allemaal een uit. De jongste is handiger met het beschil­deren dan de oudste. We willen een foto maken van de handen. Maar de meisjes zelf willen absoluut niet op de foto. De jongste moet nu van haar broer ook een hoofddoek om doen. De tekeningen staan er in 10 minuten op. Het moet dan een half uur drogen. Wij worden wat melig. De mannen van de groep zullen alvast aan de waterpijp, de shisha, beginnen. Pleuni vraagt zich af of de mannen de shisha al "voorgepijpt" hebben. We schieten natuurlijk in de lach. Ze bedoelde dat de waterpijpen al "ingerookt" zouden zijn. Joke roept ook nog: oh, kut het loopt door. Gelukkig ver­staan ze er hier niets van. We zouden anders denk ik op staande voet door broerlief de deur uit gezet zijn. Maar broertje houdt de touwtjes wel in handen. Hij gebaart naar de meisjes dat het tijd is om de vaseline er op te smeren. De "'tattoo" wordt hier glanzend van. We vragen wat we moeten betalen. Wat je maar wilt, is het antwoord. Dat is altijd lastig. We hebben natuurlijk geen idee wat zo iets kost. Na overleg met Pleuni betalen we maar 500 ryal. Dit is ft 7.50. het lijkt ons wel genoeg voor hier. De meisjes mogen zo te zien het geld wel zelf houden. Buiten moet er een zakdoekje overheen. Er schijnt geen wind bij te mogen komen, want dan gaat het prikken. We lopen met onze hand in een papierenzakdoekje weer terug naar het hotel. Als de kinderen onze handen in zakdoekjes verpakt zien roepen ze al, henna, henna.

De mannen zijn nog niet met de shisha begonnen en hebben op ons gewacht. We gaan eerst eten en na het eten beginnen we. We nemen allemaal een trekje. We hebben het in Egypte ook al eens gedaan. Het is aan ons niet besteed. Ik ga er van hoesten. Bert is er ook niet kapot van. We laten de waterpijp aan de rest van het gezelschap over en gaan naar onze slaap­matjes.

Vrijdag 1-6 Tihama  

^

Als ik wakker wordt heb ik een paar lekkere vlooienbeten. Ik heb toch in mijn eigen lakenzak geslapen. Het jeukt verschrikkelijk. We vertrekken om 7 uur uit Menakha. Het eerste wat we tegenkomen on­derweg is de qatmarkt. Die is al vroeg begonnen. Er wordt met een heleboel geschreeuw onderhandeld. De qat wordt uit de zakjes gehaald en bekeken. Het is vandaag de islamitische zondag en dan zijn er veel markten. We krijgen een lekkere vrucht van Fouad. Het lijkt een beetje op een kleine artisjok, maar van binnen is het wit. De partjes staan rechtop en lijken een beetje op knoflook partjes. De vrucht heet "geermich"of iets dergelijks. Fouad koopt de vrucht bij een stalletje langs de weg. Er zit een vrouw haar kind de borst te geven. Het kind lijkt wel ruim een jaar. Ze zit wel met een blote borst. De mannen om haar heen, haar man en zoon, maken geen aanstalten om ons te helpen. De vrouw moet eerst haar kind van de borst afhalen en neerzetten. De borst wordt weer onder de kleren verstopt en ze gaat ons helpen. Het kind pro­testeert ook niet. Het is wel bijzonder opvallend, dat dit zomaar kan, voeden langs de weg.

Het is 8.10 uur en Fouad heeft zijn eerste qat blaadjes al achter de kiezen. We staan hier bij een benzine pomp en een jongetje tankt een jerrycan vol benzine, het grappige hiervan is dat de meter van de pomp voor dat hij gaat tanken handmatig op 0 gezet wordt. De tweede stop is bij een ijsfabriek. Aan de poort kun je ijsjes kopen. Nu dat willen we wel. De ijsjes kosten 50 cent . Het zijn van die bekertjes ijs die je bij ons ook kunt kopen. We doen royaal en kopen nog een tweede ijsje. Maar dan zie ik een moeder met drie kleine kinderen die de lege bakjes ijs uit de prullenmand halen. Ze zitten de bekertjes uit te likken. Dat vind ik te gek. Wij met onze wel doorvoede lijven twee ijsjes eten en zij maar de lege bakjes uitlikken. Ik geef mijn ijsje maar aan het jongetje. Ik vertel hem met gebaren dat hij het ijsje met zijn broertje en zusje moet delen. Ik let even op, maar hij doet het braaf. Bert vraagt waar ik mijn ijsje zo snel gelaten heb. Ik wijs het hem, hij geeft zijn ijsje aan de moeder. Als we weer terug zijn bij de jeeps, blijkt Fouad zijn autosleutels te hebben verloren. We zoeken overal. De kinderen van de ijsco's helpen ijve­rig mee, maar de sleutels zijn en blijven weg. De auto zat gelukkig niet op slot. Het starten zonder sleutel is ook geen probleem. De punt van de jambiya wordt in het contact gezet en zo omgedraaid. De jeep start meteen. Maar Fouad baalt wel, want de auto kan niet meer op slot en al onze spullen zitten er in. We gaan eerst maar snel achter de andere auto's aan. Fouad rijdt als een gek. We gaan naar Bayt al Faqih. Dit betekent, huis van de wijze man. Het is een lint dorp en Fouad scheurt er in volle vaart door heen. Het lijkt wel een scène uit een James Bond film. Maar de anderen staan nog op ons te wachten. Het dorp ligt centraal in de Tihama, wat het een ideale handelsplaats maakt. Hier is beroemdste markt van Jemen, die al vanaf het begin van de 18e eeuw wordt georganiseerd. Tegenwoordig wordt de markt alleen nog op vrijdag gehouden en heeft een uitgebreide sortering aan ambachtelijke en agrarische producten. Deze markt staat vooral bekend om de wevers die hier de "rokken" voor de mannen maken. Het is hier verschrikkelijk warm, Tihama betekent ook hete aarde. En het doet zijn naam dan ook alle eer aan. De temperaturen kunnen gemakkelijk tot 50 gr. C oplopen. De luchtvochtigheid bedraagt gemiddeld 85 %. De temperatuurmeter in de auto staat op 46°. Het is ver­schrikkelijk vochtig. Zodra we de jeep uitstappen, zweten we als een otter.

We kiezen uit de kinderen die zich als gids aanbieden, op goed geluk eentje. We worden overal langs gegidst. Er zijn wel 1000 mensen die iets te koop aanbieden. Het begint met een doekenmarkt. Net als overal zijn het hier ook smalle straatjes waar je alleen maar door kunt lopen. Maar hier is het zo verschrikkelijk druk, dat je bijna niet vooruit komt. Maar ons gidsje loodst ons er heel geroutineerd doorheen. De markt is onderverdeeld in secties waar men dezelfde soort producten verkoopt. Dit is natuurlijk gemakkelijk voor het vergelijken van de prijzen. Op een mini­pleintje, staan ze allemaal draagbare radio' s te verkopen. Het is een klere herrie. Iedereen heeft er één op zijn schouder en ze blèren allemaal door elkaar heen. Dan komen we bij het gedeelte van de markt waar de medicijnmannen zitten. Hier mogen geen foto' s gemaakt worden. We zien ook geen kans om er stiekem een te maken. De medicijnman noemt zich zelf dokter. Hij heeft minuscule kleine sneetjes in het hoofd van de “patiënt” gemaakt. Met een soort hoorntjes zuigt hij een vacuüm en zet dan een dopje op het gat. Dit laat hij even zitten. Als hij ze eraf haalt stroomt het bloed er uit. De hoorntjes zitten ook vol bloed en die worden in de pot die er naast staat geleegd. Er zitten 5 van die hoorntjes op de rug. De buurman heeft ze op het achterhoofd zitten. Hier gebeurt hetzelfde mee, een soort aderlating, zou het echt helpen? We zien nog meer bizarre dingen. De ballen van een stier, liggen per twee stuks wat uitgelebberd naast elkaar. Afgehakte geitenkoppen. Bert wil er een foto van maken. Een jongen die dit ziet houdt een afgehakte geitenkop vlak voor zijn lens. Bert schrikt zich het apezuur. De geiten worden hier terplekke ook geslacht en meteen worden de onderdelen verkocht. Dat kan hier natuurlijk ook niet anders vanwege de onvoorstelbare hitte. Het is hier bijna niet te wezen van de hitte. Alles plakt aan ons. Dan ook nog de geur van het vlees en bloed. Als je neiging hebt tot flauwvallen moet je hier zeker niet zijn. We komen langs de kamelenmarkt. De kamelen hebben soms een soort muilkorf om. Ons gidsje snaait overal wat weg en wil ons van alles laten proeven. Maar hij heeft zulke vieze handen dat het niet verstandig lijkt om het op te eten. We prijzen hem dat het heerlijk is, maar we laten het stiekem op de grond verdwijnen. Hij heeft alles wel goed geleerd, want als ik van een muurtje af moet stappen reikt hij me als een galante heer zijn vieze hand aan. Na afloop zijn wij doorweekt. We trakteren hem en ons zelf in het winkeltje op een flesje cola. In een mum van tijd staat er een groep kinderen omheen die ook wel cola willen. Bert betaalt met een biljet van 1000 ryal waar een stukje afmist. Dat willen ze niet hebben. Toevallig zit er een engelse leraar in het winkeltje en die vertelt dat het nummer van het biljet mist. Zo is het niet meer geldig. Gelukkig hebben we het hoekje wat eraf mist nog. De leraar geeft ook het adres van het gidsje. Hij wil graag een foto hebben waar hij met ons op staat.

We stappen weer in de jeeps en al rijdend koelen we een beetje af. Onderweg passeren we auto’s afgeladen met mensen. Onderin zitten ook nog een paar geiten. Je houdt het niet voor mogelijk. Hier in de Tihama hangt een wat andere sfeer. De huids­kleur van de mensen lijkt wel iets donkerder. De vrouwen zijn ook kleuriger gekleed. We rijden naar Zabid dit ligt 37 km naar het zuiden. Het landschap verandert, het is nu helemaal vlak. Er staan bananenbomen en papaya's, welke langs de weg verkocht worden. Je ziet ook een aantal ronde rie­tenhutjes, die in kraal­vorm gebouwd zijn. Zabid, dat ontstond in 800, heeft lange tijd gefungeerd als het centrum voor de hele streek. Van hieruit en vanuit Bayt al Faqih werd via de universiteiten de leer van de koran verspreid. Zabid staat bekend als het centrum van onderwijs in Jemen. Het is de gewoonte dat de kinderen tenminste naar de koranschool gaan, waar men de koran uit het hoofd moet leren en waar de eerste beginselen van het lezen en schrijven worden bijgebracht. Deze laatste vaardigheden worden soms niet voldoende onderwezen om een fatsoenlijke brief te schrijven of een boek te lezen. Vandaar dat het aantal analfabeten erg hoog is, 70-80 %. Het eindexamen bestaat uit het uit het hoofd op zeggen van de koran in zijn geheel.

We rijden weer “off the road” een dorp door, waarna we gaan lunchen. We eten “shafoe" dit is het eerste dat de moslims ' s avonds eten tijdens de ramadan. Het is een hele scherpe saus en wat zuurdesembrood. Wij krijgen er kebab bolletjes bij. Tijdens de ramadan als de zon onder gaat en de moskee gaat loeien, mag men weer eten. Je eet eerst een dadel en dan deze maaltijd. We lopen door Zabid en zien overal een leeuw, weegschaal, zonnetjes en paarden op de muren staan, dit zijn de symbolen van de verschillende partijen in dit land. Voor de mensen die niet kunnen lezen. We stoppen bij een kamelenmolen. De kameel loopt rondjes en maalt zo de sesamzaadjes fijn, de sesamolie wordt opgevangen. In dit dorp staan nu nog 86 moskeeën. Op het hoogtepunt van de roem waren er 236 moskeeën, die tevens fungeerden als Koranschool. Terwijl in Sana' a, een grote stad, maar 64 moskeeën staan. Maar hoeveel moskeeën er ook staan, de stad is er niet schoner door geworden, wat een viezigheid hier. We gaan een huis bekijken, het moet heel mooi zijn. Het heeft prachtig bewerkte plafonds en ze zeggen dat de Arabische film: duizend en één nacht hier opgenomen is. Boven de deur van de eet- rustkamer hangt weer een tekst uit de Koran. Het gekke hier in Jemen is, ze kopen eerst de ramen en de deuren en bouwen daar het huis omheen. Als we naar buiten gaan, worden we door vrouwen achter een deur getrokken. Ze verkopen parfumballetjes. Die moet je op alle intieme plekjes rollen. Maar de geur is voor ons niet echt verleidelijk.

We stappen weer in de jeep. De qat is wat verlept en uitgedroogd in de hitte. Fouad doet de qat in zijn arafat sjaal, doet er wat water bij en hangt het buiten de jeep om het te laten drogen. Het is 48° in de auto. We rijden nu door een complete zandstorm. De ramen moeten dicht. Langs de kant van de weg wordt katoen verbouwd. We nemen de 1e afslag naar Al-Khawka. Nu is het gedaan met de goede asfaltweg. Het is gelukkig niet ver meer. We logeren hier in een soort resort. Het is wel leuk. Er staan een aantal huisjes. Elk huis heeft 2 kamers een wc en douche. We hebben geluk, op de andere kamer is niemand. Dus hebben we de douche en wc voor ons alleen. We gaan meteen naar de zee om te zwemmen. Het strand is niet echt mooi en we moeten nogal een stukje lopen. Er staan een paar palmbomen. Maar het water is heerlijk warm. Warmer dan de buitenlucht. De Rode zee is niet overal zo mooi als in Egypte. Hier ziet de Rode zee er uit als de Noordzee. De zon is ondertussen ondergegaan. Maar het is nog steeds warm. De jongens uit het dorp komen kijken naar al die blote, “nou ja blote” toeristen lijven. We gaan niet te ver, want er wordt gewaarschuwd dat achter het rif de haaien zwemmen. Ook wordt geadviseerd schoenen te dragen, want er komen schorpioenvissen voor. Op het strand vinden we niet van die mooie schelpen. Niet één die de moeite waard is om mee naar huis te nemen. We lopen weer terug en gaan douchen. We drogen ons af, maar eigenlijk is het vergeefse moeite. We kunnen ons wel af blijven drogen. Dit is verschrikkelijk zo erg hebben we het nog nooit meegemaakt. Maar gelukkig horen we een aggregaat aanslaan. De airco begint ook te werken. Het zal nu wel beter worden. Het begint inderdaad snel af te koelen. We eten buiten, gelukkig staat er een windje, hier­door is het nog enigszins uit te houden. We hebben ons goed ingesmeerd met antimug. Want in dit gebied komt de malaria tropica, de ergste vorm van de dodelijke malaria voor. We slikken wel palludrine, maar we hebben toch maar sokken en een shirt met lange mouwen aan. We gaan na het eten weer snel naar onze aircokamer. Het zweet staat ons echt overal. We gaan met een boek op bed liggen. “Niet te veel bewegen”.

Zaterdag 2-6 Ta'izz - Jiblah  

^

We hebben heerlijk geslapen. Het ontbijt duurde nog al lang, alles was er behalve het brood. De bakker is hier niet zo snel. Het is ondanks het vroege uur al weer bloedje heet. Het is 8 uur en 37°. We staan bij een politie post, de bomen hier zijn versierd met allemaal gekleurde plasticzakken. Je moet hier voor alle delen van het land waar je doorheen reist een vergunning hebben. Zowel om er in te komen, als om er weer uit te gaan. Dus als je hier in je eentje reist ben je dagen kwijt om al die vergunningen op te halen, als het je al lukt. Onderweg zien we hoe houtskool gemaakt wordt. Het hout smeult wat en mag niet echt vlammen en het is hier al zo warm. We rijden eerst langs Ta'izz. Even hierbuiten gaat het mis. We wachten en wachten bij een controle post. De vergunning wordt steeds gecontroleerd. Het blijkt dat we een escorte mee moeten hebben naar Ibb en Jiblah. Het duurt even maar dan hebben we ook een politie escorte. We moeten eerst weer even tanken. De jeeps zuipen diesel. Er wordt hier vrij opdringerig gebedeld. Een vrouw steekt de armen door het raam. Maar de begeleidende politie slaat haar vrij hardhandig weg. Dat had van ons nou ook weer niet gehoeven. Aan de andere kant staat een blinde man. Die laten ze eerst ongemoeid, maar hij wordt iets zachtzinniger aan de kant geduwd. We gaan weer rijden. We komen in een file terecht. Er komt een politie auto met loeiende sirenes aanrijden. Die blijkt voor ons bestemd te zijn. We worden, begeleid door de loeiende sirenes, door de file heen geloosd. We hebben nu niet alleen een militaire politie maar ook gewone politie compleet met sirenes. Ook nu we de file allang voor bij zijn. We rijden nu naar Ibb. Dit ligt 65 km boven Ta'izz in een berggebied dat ook wel "het groene land van Arabië” genoemd wordt. De zuidelijke wind brengt hier vrij veel regen naar toe. Bijna elke namiddag valt hier wel een bui. Op de bergen en heuvels zijn terrassen aangelegd die vaak meer dan duizend jaar oud zijn. Men kan hier 3 tot 4 keer per jaar oogsten. We stoppen hier voor de lunch en gaan dan verder naar Jiblah. Dit ligt 8 km vanaf Ibb.

Jibla betekent vaste grond wat refereert aan de ondergrond van de huizen op deze heuvel, die voor de bewoning is afgeplat. De huizen staan dicht naast elkaar en daarom lijkt Jiblah vanuit de verte een soort fort. Er staat een paleis Al Mu'ez met 365 kamers. Voor elke dag van het jaar een andere kamer. Wij hebben alleen de moskee van koningin Arwa bezocht. Deze moskee heeft inscripties uit de koran op deuren en pilaren. Vanuit de verte zie je de twee minaretten. Een rode en een witte De witte is 1200 jaar oud en de rode 500 jaar volgens onze gids. Deze moskee is een van de oudste moskeeën van Jemen. Hij is gebouwd in 1088 door koningin Arwa. Deze dame is samen met de legendarische koningin van Sheba een van de wemlge vrouwen, die in deze tijd de macht over haar stam had. Ze nam na de dood van man de macht van hem over. Zij volgde hem als koningin op. Haar macht duurde tot aan dood in 1138. gedurende haar machtsperiode werd de grote moskee van Jibla gebouwd. Ze had veel oog voor het algemeen welzijn van haar volk. Zij liet terrassen aanleggen, die er nu nog liggen. We hebben geluk, het is geen tijd voor het gebed. Als we zo goed willen zijn een aardige fooi te doneren, dan kunnen ze wel met de hand over hun gevoelig moslim hartje strijken en mogen we naar binnen. We moeten wel de schoenen uit trekken. We lopen door de poort naar binnen. Er is een soort hoofdplein binnenin, hier omheen zijn galerijen gebouwd, zodat men overdag in de schaduw kan bidden. De gebedshal heeft een aantal pilaren, die het fraaie houten plafond steunen. In een nis ligt koningin Arwa begraven. Hier staat zo'n stevig hek voor dat je er bijna niets van kunt zien. We kunnen net door de tralies heen een tombe zien staan. De koranschool is nog volop in bedrijf. We lopen langs een soort badhokjes waar een voetenbad inzit. Hier kunnen de moslims zich eerst reinigen voor ze de moskee zelf ingaan. Wij mogen dit overslaan gelukkig, want het water ziet er niet uit. Het zal wel een rituele reiniging zijn, want schoon word je er niet van. Er is ook een groot waterbassin. Deze zal bedoeld zijn voor de reiniging, maar nu zijn er heerlijk kinderen aan het poedelen. Er is ook een mooie gekleurde deur. Deze komt prachtig uit tegen al het wit. Bert gaat zelfs met de imam op de foto, maar dit gelovige mannetje van ongeveer de helft van Bert, geeft duidelijk aan dat voor hem de zon ook niet voor niets op­gaat. We geven hem wat, maar hij is duidelijk niet tevreden. We worden er nu ook maar helemaal uitgegooid, de fooien waren kennelijk niet groot genoeg naar hun zin. In het dorp lopen sommige vrouwen helemaal gesluierd en bij andere vrouwen zie je hun gezicht. Dit is familie gebonden.

Bert gaat nog even het museum bekijken. Ik heb er geen zin meer in. Ik blijf lekker even buiten. Het is hier zo'n 35 gr C en er staat een lekker windje. Ik geniet van het mooie uitzicht. Er komt een man naar me toe. Hij wil me voor de verandering een jambiya verkopen. Ik vertel hem dat ik geen man heb, dus ook geen jambiya kan kopen. Nu ben ik echt de klos. Hij ziet me wel zitten als zijn vrouw. De hoeveelste kom ik niet echt achter. Het moet wel liefde op het eerste gezicht zijn, want de taalbarrière is toch wel enorm. Hij gaat nog een keer bij Pleuni informeren of het er echt niet in zit. Uiteindelijk druipt hij teleurgesteld af. Dit is dus geen goede smoes om van jambiya verkopers af te komen.

Hier in Jibla is een ziekenhuis dat geleid wordt door een Amerikaanse missionaris en er werken veel Nederlandse en Fi­lippijnse vrijwilligers. We zitten op een muurtje te wachten tot de anderen ook weer komen. We de­len wat pennen uit aan kinderen die met schoolboeken onder hun arm lopen. Vraagt een jongen van een jaar of zestien ook om een pen. Nee, je kunt ook qat kopen, kun je ook een pen kopen. Wij hebben de indruk dat hij de boeken van een ander kind even geleend heeft om een pen te vragen.

We gaan weer verder. Terug naar Ta'izz. Deze stad ligt op de noordelijke helling van de Jebel Sabir. Opeens zijn we al onze escortes kwijt geraakt. Wat een mop. Eerst met loeiende sirenes hier naar toe: “opgelet de toeristen komen er aan, op de terugweg kun je ze kidnappen”. Wij krijgen op de terugweg een fikse bui over ons heen. Kompleet met rukwinden. Er kletst een steen tegen de jeep aan. Het is een flink kabaal. Als we Ta'izz binnen komen stroomt het water als een gek naar beneden langs de weg. We komen net droog het hotel binnen. Ondanks de regen is het hier toch 45 gr C en erg benauwd. We slapen op de 5e verdieping. Het is geen India, waar ze je bagage dragen. Hier kijken ze je aan en zijn nog net bereid aan te wijze waar de trap is, maar meer moet je absoluut niet verwachten. Het is tenslotte qat tijd. We zeulen onze bagage naar boven. Het is echt zeulen hoor, als we boven zijn kun je ons uitwringen. We besluiten dat we ook dit keer weer veel te veel bagage mee hebben. Gelukkig zijn de bedden wel lekker en hebben we een fan. Het zal wel snel wat afkoelen. We hebben dit keer geen toilet maar een hurker. We gaan wat was uitzoeken om te laten wassen, we blijven hier 2 dagen. Ik was zelf onze jackjes en sokken. Dan is het tijd voor een lekker bakje koffie. Bert is helemaal ontdaan. Hij heeft voor de eerste keer van die kuipjes koffiemelk meegenomen in plaats van Completa, maar de kuipjes zijn hartstikke zuur geworden. Ze staan er helemaal bol van. Wat wil je ook met deze temperaturen. We slapen vlak bij een moskee. Dat worden weer oordoppen vannacht. We hebben geloof ik nog niet zonder geslapen. Of de moskee mekkerde of de airco brulde en anders zwiepte de fan wel. We zien ook een echte rukker op het dak van het tegenover liggende huis. Eerst zit hij op de hurken. Even later staat hij met de jurk omhoog. Het is een potent manneke, hij gaat maar door.

In Ta'izz moeten lekkere pannenkoeken gemaakt worden. We gaan dus maar op zoek. Dit wordt wel komisch. We lopen er eerst zeker wel vijf voorbij, zonder ze te zien. We lopen tot aan de soek toe. Er hangen allemaal mango' s voor. Wij dachten dat het een juicebar zou zijn. Maar we komen ook anderen van de groep te­gen die ook op zoek zijn en uiteindelijk, vlak bij het hotel vinden we er een. We eten pannenkoe­ken met ei en een mango­juice. Het is zo goedkoop dat we denken dat we het verkeerd hebben verstaan. 140 ryal maar liefst. Dit is nog geen fl 1.50. We worden aangehouden door een jemeniet die zelf uitstekend engels spreekt. Hij wilde graag weten wat we van Jemen vinden. We vertellen hem dat het een prachtig land is. Maar ook dat we verbaasd zijn dat het land zo vol afval ligt. Hij vertelt dat men probeert de houding van de mensen hierover te veranderen. Er wordt veel over geschreven en nog eens over geschreven, maar eigenlijk wordt er niets aan gedaan. Iemand moet het initiatief nemen en ze wijzen allemaal naar elkaar. Maar ondertussen gebeurt er niets. We gaan op weg naar de soek. We willen hier eigenlijk wel een jambiya kopen. We lopen via een oude poort de soek binnen. Maar als we net binnen de poort zijn valt het licht uit. Er worden wel kaarsjes aangestoken, maar je ziet echt niet meer waar je loopt. Het zijn ook allemaal kuilen en stenen op de lemen grond, dus het loopt niet echt lekker. En om zonder licht in de nauwe steegjes te verdwalen trekt ons ook niet erg. Morgen maar weer eens proberen. Buiten de soek staan overal aggregaten te brullen. Eigenlijk hebben we het ook wel een beetje gehad. We lopen terug. We moe­ten op een gegeven moment een drukke straat oversteken en staan keurig te wachten tot dat we over kunnen steken. Een politie man laat alle auto' s stoppen om ons over te laten steken. We hebben maar even zeer vriendelijk naar hem gezwaaid. Als we bij het hotel zijn gaan we aan de overkant nog even cola en water halen. En wat zien we, wel twee pannenkoeken restaurantjes recht tegenover ons hotel. We gaan lekker slapen. Mijn enkels zijn nog steeds ongeveer twee keer zo dik als normaal. We zijn zo moe, dat we niet eens nadenken over de kakkerlakken die weg­schieten als we het licht aan doen. 

Zondag 3-6 Al Dhabab  

^

Als we wakker worden wordt Bert eerst even uitgebreid gefeliciteerd met zijn verjaardag. Als we naar beneden gaan om te ontbijten zijn we helemaal verrast. De ontbijtzaal is helemaal versierd met slingers en ballonnen. De mop is dat Fouad ook jarig is. We worden begroet met lang zal ze leven. Voor Fouad wordt Happy birthday ingezet. Er zijn ook twee taarten. Fouad is compleet overdonderd. Hij weet er ook niet goed raad mee. Ver­jaardagen worden in Jemen niet gevierd. Volgens mij heeft hij ook een vreselijk ochtendhumeur, hij zegt ‘s morgens bijna niks en kijkt wat waterig. Maar de rest van de dag is hij niet stil te krijgen. Hij zegt nu ook niet veel, maar je kunt zien dat hij het wel leuk vind. Bert krijgt een bosje bloemen dat een meisje gister in Jibla verkocht en een paar van die klikklakballetjes. Voor Fouad is ook wat gekocht, maar hij pakt dat niet uit. Dit schijnt in Jemen erg onbeleefd te zijn om iets wat je krijgt meteen uit te pakken. Bert krijgt van de chauffeurs een Jemenitische rok. Dat is wel lachen. Hij trekt hem meteen aan. De pijpen ritst hij van zijn broek. Fouad is 29 jaar geworden. Maar of dat helemaal juist is weet eigenlijk niemand. Soms wordt er maar een leeftijd op de papieren gezet. Ze maken de jongens vaak wat ouder, dan kunnen ze eerder werken. We eten een lekker stuk taart op de vroege morgen.

De slingers worden nu in de auto gehangen. Bert gaat voorin de jeep naast Fouad. De tekst wij zijn jarig wordt achterop ge­plakt. Zo rijden we naar de markt van Al Dhabab. Deze markt ligt in een vruchtbare wadi en wordt doorkruist door een rivier. Op zondag wordt hier een kleurige markt gehouden waar tropisch fruit, dat in de omgeving groeit verkocht wordt. Ook vee, zoals kamelen, schapen en geiten worden er te koop aangeboden. Het zijn vooral de vrouwen uit Jabel Sabir die hier handel drijven. Er zijn bewijzen gevonden dat de vrouwen hier sinds lange tijd de touwtjes in handen hebben. De vrouwen speelden een belangrijke rol in de akkerbouw en hadden hierom ook de macht in handen. De mannen hielden zich traditioneel bezig met de veeteelt. De winsten en bruidsschatten worden vaak belegd in kostbare juwelen, als appeltje voor de dorst. Deze sieraden blijven eigendom van de vrouw. De vrouwen hier verkopen hun eigen producten op de markt. Dit in tegenstelling tot het noorden van Jemen, waar dit uitsluitend een taak van de mannen is. Er gaan ook veel verhalen rond hoe dit gekomen is. Het populairste verhaal is dat de mannen de waren verkochten net zo als overal in Jemen. ‘s Avonds moesten ze dan de berg weer opklimmen. Als ze dan bij hun vrouwen terug kwamen, waren ze zo uitgeput, dat ze hun vrouwen negeerden. De ontevreden vrouwen gingen om raad naar de imam. De imam suggereerde, om te demonstreren hoe overbelast hun echtgeno­ten waren, dat de vrouwen zelf maar eens de verkoop moesten doen. Ze namen de uitdaging aan. En sindsdien hebben de vrouwen de markt hier gedomineerd. De vrouwen hebben kleurige kleren aan en vaak gele klei op hun gezicht als bescherming tegen de zon. Van een afstandje is het hier één kleuren palet. Volgens de lokale "roddels" wonen hier de mooiste vrouwen van Jemen. We hebben echter maar één zeer fraai exemplaar gezien.

We hebben ook gelachen, Bert koopt een arrafatdoek om in stijl te blijven bij zijn rok. Hij moet betalen, maar de beurs zit in zijn kontzak onder de rok. Hij zegt de verkoper even de andere kant op te kijken. Hup de rok omhoog en de man kijkt keurig de andere kant op. De doek wordt even vakkundig bij hem omgeknoopt en dat allemaal voor dezelfde prijs. De kinderen hier zijn helemaal niet hebberig. Als je geen pen hebt om weg te geven is je horloge ook wel goed. Dus echt flexibel. Bert denkt dat hij zijn pet in de jeep had gooit. Maar of, hij heeft hem er naast gegooid, of iemand heeft de pet er uit gegraaid. In ieder geval is de pet verdwenen vanaf nu. Jammer het was een lekkere pet. Gelukkig hebben we een reserve mee en bovendien heeft hij nu zijn arrafatdoek.

Ik geef een paar kinderen een ballon. De ballon wordt bij de moeder in de jurk gestopt en ze komen met steeds meer broertjes en zussen aanzetten. Ik koop ook een doek voor over mijn hoofd, een blauwe. De mooie dame knoopt hem om mijn hoofd en ze gaat er dan (terecht in dit geval) vanuit dat ik hem wel koop. We rijden verder naar het 22 km verderop gelegen dorp Yifrus. Hier staat een 500 jaar oude moskee. We zien hem al van ver. We lopen langs een berg afval naar boven. De vrouwen hier hebben ook van het gele poeder op hun gezicht. In de moskee is een heel groot reinigingbad. De kinderen spelen heerlijk in het water. Deze moskee is een van de heiligste plaatsen in Jemen. Hier worden de religieuze feesten ook groots gevierd, zoals de geboorte van Mohammed en het einde van de Ramadan. Bij sommige festivals verwonden de gelovigen zichzelf in trance. De koepel en de minaret zijn erg mooi.

We gaan terug naar Ta'izz waar we het nationaal museum bezoeken. Het is het voormalig paleis van de imam Ahmed. Hij was zowel hoofd van de staat als hoofd van de kerk. Hij hanteerde de verdeel- en heers politiek. Hij voerde van 1948 tot de revolutie in 1962 een strakke heerschappij. Kerk en staat waren hier dus niet gescheiden. Dit is waarschijnlijk pas in 1980 gekomen. Alles ligt er nog net zo bij als op 26 september 1962, het tijdstip dat hij stierf. De imam had kennelijk een gat in zijn hand, we zien een wonderlijke verzameling "troep". Heel veel kleren van hem en zijn vrouw. Potten, horloges, wapentuig, keukenattributen. De kamer van de imam hebben ze ook zo gelaten, nou dat kun je wel zien. Er ligt stof van jaren en jaren. Een ding vind ik leuk, er staat bijna dezelfde klok als mama heeft. Ik vraag waar de klok vandaan komt. De klok komt uit Duitsland, dat zou dus heel goed kunnen. De imam is aan het einde van zijn leven nog beschoten en je ziet de krukken die hij heeft gebruikt en een oude rol­stoel. Hij hield ook wel van en lekker luchtje. Er is een kamer vol parfumflesjes. Ook staat er een flesje OId Spice tussen. Als we het museum uit komen, zien we twee po­litie agenten innig tevreden hand in hand lopen. Het is grappig in onze ogen. Stoere kerels met een echt macho beroep lopen hand in hand. De chauffeurs proberen Bert hun jambiya riem om te doen, maar dat past niet. De mannen hier zijn zo tenger. We gaan terug naar Ta'izz. We worden bij het hotel afgezet. We lopen naar het centrum en zien een kapper. Hij staat te knippen met en enorme bal qat in zijn wang. Een stom gezicht. Je hoort hier overal het gekliklak van de balletjes die Bert ook heeft gekregen. We lopen binnen in een commercial center. Het grappige is dat er 2 liften zijn, één voor mannen en één voor families. We kijken rond of hier toevallig ook een Internet winkeltje is, maar Bert wordt geroepen door iemand die zwarte jurken verkoopt. Nieuwsgierig gaat hij er naar toe. De verkoper vraagt hem of hij niet een leuke zwarte jurk voor mij wil uitzoeken. Dat schijn ik zelf hier niet te kunnen doen. Wel wordt er vaak naar mijn henna painting gewezen. Dat wordt wel op prijs gesteld. Jemen painting, roepen ze en steken hun duim omhoog. Mijn slobberbroek is voor hier een beetje te kort. Er wordt heel vaak met een scheve blik naar mijn enkels ge­keken.

We gaan naar de soek waar we een jambiya kopen. Iedereen gaat er omheen staan en bemoeid zich ermee. We hebben het er warm van. Van de schrik nemen we niet eens een foto. Alle ogen zijn ook gericht op de hoeveelheid geld die van eigenaar wisselt. Ook koop ik nog een zwarte doek, hier moet keihard over onderhandeld worden. Ik wil beslist niet meer dan 300 ryal betalen. De verkoper wil beslist meer hebben. Op het laatst gaat het om 50 ryal. 75 cent dus. Maar ik hou koppig vol. Ook hier gaan andere mensen zich er mee bemoeien. Er is iemand die de verkoper zijn winst niet gunt, want hij zegt tegen mij, 300 is good price madam. Nadat ik drie keer ben weggelopen gooit hij mij de doek toe. You win. Maar we hebben allen maar een briefje van 1000. Hij loopt naar een andere verkoper om te wisselen, maar geeft toch keurig 700 terug. Als we de soek uit komen begint het weer te plenzen. Elke middag een fikse bui schijnt hier toch uit te komen. Maar gelukkig niet zo heftig als gister. We vluchten naar een Internet winkel. Jammer geen e-mail ontvangen. We versturen er wel een naar de kinderen. We lo­pen terug naar het hotel. We zien ook nog iemand die allemaal onderdelen van een geweer te koop heeft. Je kunt zo zelf je geweer samenstellen.

We gaan douchen en even lekker met de voetjes omhoog. Onze rukker staat er ook nu weer. Dit keer in zijn blote niksie. Bert geeft het nu door aan de manager van het hotel maar of ze er iets mee doen? Om acht uur gaan we eten en dan naar het restaurant boven op de Jabal Sabir. Er is bier gekocht en dat willen we boven op de berg op drinken. Maar Fouad die moslim is en geen bier mag drinken, hij durft het hier niet aan, te veel mensen. Hij is met een Nederlandse vrouw getrouwd en drinkt thuis dus wel, maar een vreemde mag het niet zien. Wij, als niet moslims, mogen wel bier drinken, maar niet buiten. De blikjes blijven dus achter in de jeeps. Wel zonde, want ze hebben notabene ook nog een brok ijs gehaald om de blikjes te koelen. Er is hier helemaal geen sfeer. Er zouden ook muzikanten zijn, maar niets van dat alles. We drinken dus maar een cola. Het was de bedoeling om hier te trakteren en dat loopt nu wat in de soep. Maar we hebben hier wel een prachtig uitzicht over Ta'izz. Voor de rest gaat de avond eigenlijk een beetje uit als een nachtkaarsje. Bert vraagt nog of iemand iets wil drinken, maar iedereen is moe en wil wel terug. Jammer.

Maandag 4-6 Aden  

^

Gek idee, dat het vandaag de tweede Pinksterdag is. Het eerste stuk dat we rijden is het zelfde als gister naar Jibb. We staan bij de afslag en nu moet er weer politie escorte komen. We komen nu Zuid-Jemen binnen. Tot 1990 was dit voor westerlingen een bijna ontoegankelijk gebied. De qat mocht hier oorspronkelijk alleen op donderdag en vrijdag gekocht en gekauwd worden. Deze wet is afgeschaft. Evenals het verbod op dragen van de jambiya's. Het socialisme heeft er voor gezorgd dat de vrouwen ongesluierd op straat mogen lopen. Bovendien mag een man maar één vrouw hebben. Maar deze gewoontes zijn nog niet doorgedrongen tot het platte land, waar men zich nog houdt aan de oude islamitische gewoontes. De prijsonderhandelingen duren lang vandaag. Het gekke is dat de prijs van de escortes niet vast staat. Onze chauffeurs krijgen 80.000 ryal voor deze reis. Dat is fl. 1200. Maar daar moeten ze ook alles van betalen. Benzine, eten, de escortes en smeergeld. De benzine kost hier ongeveer 50 cent per liter. Van ons krijgen ze ook nog $100 per persoon. Dus voor hier is het wel een aardig inkomen. Maar de komende twee maanden zijn er geen groepen. Dus dan moeten ze anders bijklussen. Fouad moet van zijn vrouw op Engelse les. Hij heeft er niet zo veel zin in geloof ik. We horen van de mensen die gister naar huis gebeld hebben dat de gijzeling in de Nederlandse kranten heeft gestaan. Het schijnt hier wel onrustig te zijn. Of ze daarom nu zo moeilijk doen? We weten het niet. Misschien zijn ze hier in het zuiden wel veel vervelender. De zuiderlingen staan er om bekend dat ze zich de mindere voelen. Ze hebben zo iets van, als je door ons land wil reizen prima, maar dan zul je er ook voor betalen.

Opeens moet er ook een politieman in de jeep komen zitten. Hij treft het als hij de hele weg mee wil, we moeten vandaag 545 km rijden. We horen dat ze ook bij ons in het hotel blijven slapen. Maar dat zal de bedoeling wel niet zijn. Het wordt snel warmer. In een kwartier is de temperatuur opgelopen naar 40 gr C. We plakken al een beetje. We rijden Aden binnen. Het is niet duidelijk waar de naam Aden vandaan komt. Sommige historici beweren dat de stad naar de eerste bewoners is genoemd. Die ook wel Adan of Adnan werden genoemd. Taalkundigen beweren dat de naam Aden "bewonen" betekent. In de Joodse geschriften wordt de naam Aden aangehaald, naar het paradijs van Eden. We stoppen bij de haven. De politieman uit de auto is opeens ook verdwenen. De zee bij Aden is wel helder, maar het water stinkt verschrikkelijk en er ligt een oud scheepswrak in de haven. De luchtvochtigheid is hoog, waardoor het erg benauwd is. Aden is het economische hart van Jemen. Er zijn veel politie controles. Het lijkt wel of er militairen en politie bij elke zebra en verkeerslichten staan. We kijken nog even bij het cisternencomplex van At Tawila. Deze zijn rond 100 v C gebouwd op de hellingen van de berg. De wateropslagplaatsen zijn herontdekt door een Engelse officier in 1854 en er kan 45 miljoen liter water in opgeslagen worden. De cisternen liggen schuin onder elkaar en zijn van elkaar gescheiden door hoge drempels. Als de ene opslagtank volgelopen is met regenwater, loopt het over de drempel naar de lager gelegen tank totdat de laagste volzit en het overgebleven water naar de zee loopt. Of via een bevloeiingsysteem naar de velden en huizen loopt. We gaan hier ook een ijsje eten. Ja we durven deze vakantie wel. Het ijs is stijf bevroren als we het krijgen, maar het smelt zo snel, we kunnen er niet tegen aan eten. In het restaurant is een aparte afdeling waar de vrouwen zitten. Het grappige is, Joke vraagt waar de wc is, de ober mag niet naar de dames wc. Hij brengt haar dus naar een smerig herentoilet.

We stappen hierna vrolijk de jeep in. Toeristen zijn dus echt de derde sexe. We zitten bij Fouad in de auto en deze neemt plotseling een andere weg. Bij een vrij verborgen loket stopt hij, mompelt wat en verdwijnt achter een hek. Na een poosje komt hij met een doos terug. Het lijkt vrij zwaar. Hij zet de doos achter in de jeep. Er moet een sjaal overheen. Blijkt dat hij stiekem blikjes bier heeft gekocht. Dat is hier dus streng verboden. Maar Aden schijnt de enige plek te zijn waar dit mogelijk is. Bij de laatste controlepost van Aden, komt er weer politie bij ons in de jeep. De weg van Aden naar Al-Mukalla is gebouwd door de Chinezen in de jaren zeventig. We rijden door een gevarieerd landschap. Dadelpalmen en bananenbomen, even later lijkt het weer of er zwarte klei (lava) neergegooid is.

We rijden langs een opvangkamp voor Somaliërs. Men woont hier in tenten. Deze mensen zijn hun land vanwege de oorlog ontvlucht. Jemen heeft geen mogelijkheden om ze fatsoenlijk op te vangen. Ze komen bedelend aan de kost. We stoppen voor de lunch. We krijgen eerst koude kip. Dat willen we niet, dan komt er warme kip. Na afloop moeten we voor Jemenitische maatstaven erg veel betalen. Pleuni zegt dat ze hier de volgende keer niet weer met een groep komt eten. Het maakt niet veel indruk. De prijs blijft hetzelfde. De vrouwen die hier komen bedelen hebben ook iets Somalisch/Afrikaans over zich. De temperatuur loopt weer lekker op. Het is hier 47°C. Na de lunch stop­pen we ergens om te plassen. Het verdampt meteen. De chauffeurs hebben hun qat. Iedereen is goed geluimd voor de verdere tocht.

Het landschap verandert ook steeds. We zien zo nu en dan een flink hoge termietenheuvel. Vrouwen lopen hier ongesluierd in de brandende zon, met hun schapen en geiten kuddes. Bij de volgende controle post vraagt een jongetje naar de ballonnen die in de auto hangen ter versiering van de (ex) jarigen. We geven de ballon aan hem. Een volwassen militair vraagt om de andere ballon. Hij wil hem in de mast hangen, bij de vlag. Dat mag wel, maar als tegenprestatie willen wij een foto nemen. Zelfs dat mag. Het is wel komisch, zo'n lange lummel als een kind zo blij met een ballon. Dit maakt hun hele dag weer goed.

Wij worden ook wat baldadig. Fouad begint met natte proppen papier in de auto van Sale te gooien. Die laat het niet op zich zitten en gooit terug. Bert heeft een gouden idee. Hij begint een ballon met water te vullen. Fouad begrijpt eerst de bedoeling niet, maar als hij het door heeft ligt hij dubbel van het lachen. Hij gaat weer naast de auto van Sale rijden en Bert mikt op het juiste moment de ballon de andere auto binnen. Het water dat voor Pleuni bestemd is, krijgt Gerrit voor het grootste deel over zich heen. Maar dat mag de pret van Fouad niet drukken. Hij zal de rest van de vakantie blijven zingen, polonie, polonie, polonie is nat. Maar de anderen laten het niet op zich zitten natuurlijk. Sale komt naast ons rijden, maar Fouad trapt keihard op de rem, de tomaten die voor ons bestemd waren vallen op de voorruit en de grond. Het is zo stil op de weg, we zijn al uren het enige verkeer. We komen weer bij een controle post. Er hangen hier zo'n twaalf militairen onder een rieten afdakje. We mogen wel doorrijden. Bij de volgende post loopt het allemaal niet zo soepel. Er komt weer geld aan te pas. Bij dit check­point zijn hele vervelende mannetjes. ln deze omgeving zijn de bedoeïenen heer en meester. De stammen hebben hier meer problemen met elkaar dan met de centrale regering. Je ziet hier ook bijna geen man zonder geweer om zijn schouders lopen. Het is of een Russische kalasjnikov, of een Jemenitisch exemplaar wat veel groter is. Nu wordt het wel spannend. We krijgen nu begeleiders die zelfs een anti­tank wapen mee hebben. Allemaal geweren en zware mitrailleurs. Het vizier komt omhoog. Alle wapens worden geladen. Eén gewapende militair per auto is hier dus niet genoeg. Na een kwartier wachten komt er een beetje beweging in de stoet.

Bij het volgende check­point is er weer oponthoud. Er moet nog een militair bij. Deze past er echt niet meer bij. Er volgt een discussie. Het moet wel, wij willen het niet. We zitten vol. Er past niemand meer bij in de jeep. Aan het eind van het liedje is besloten, twee extra militairen in twee jeeps. Onze jeep zit vol, wij mogen dus in het midden rijden, zonder extra bewaking. Als we een fotostop maken, blijven de militairen dicht bij ons. Het is hier in het zuiden echt wel wat grimmiger. Kinderen in het noorden zwaaien als je langskomt, hallo, hallo. Maar hier zwaait niemand terug. Iedereen loopt hier ook gewapend rond. Je hebt geen idee of het nu een vertegenwoordiger van de politie, leger of bedoeïen zijn. De weg is ook een stuk slechter geworden. Maar de temperatuur is 10 gr. gezakt. Het is nu lekkerder, “maar” 40 gr C.

We rijden nu door een schitterend vulkaanlandschap. We zien oude vulkaankraters, allerlei soorten lava, met hier en daar een oase. We stoppen weer voor een foto. Het lijkt of de magma is blijven staan en de berg erom weg gespoeld is. De chauffeurs worden een beetje chagrijnig. Of dit door de qat, de fotostops of de lange rit komt? Later blijkt dat de toeristen die in 1998 zijn doodgeschoten, op dit stuk weg gegijzeld zijn. Het is een vlak stuk weg. Abduhl Galic was ook bij de gegijzelden. Hij was ook toen chauffeur. Ze waren met 5 jeeps. Eén jeep kon doorrijden en de andere vier werden tot stoppen gedwongen. Ze moesten die nacht in de open lucht slapen. Bij het vuurgevecht met de regerings­troepen, de volgende dag, zijn de toeristen om het leven gekomen. Het vuur werd van vier kanten tegelijk geopend.

Bij het volgende check­point komen er weer verse militairen mee. Het landschap verandert weer. De bergen zijn hier rood gekleurd en sterk geërodeerd. Het heeft wel wat van de grand Canyon in Amerika, zeggen de mensen die daar geweest zijn. We rijden Habban voorbij de enige funduq die hier was is gesloten. We rijden door naar Attaq. We worden nu niet alleen door militairen begeleid, maar ook door de volle maan. Attaq is een dorpje midden in de woestijn. In de wijde omgeving wordt olie gevonden. Het is een lelijk plaatsje. Je kunt zien dat het uit de grond gestampt is. We hebben een goede kamer, met een leuk balkon. We kijken uit op een paleis of zo. We hebben een airco en fan. We gaan lekker douchen en opeens valt de stroom weer uit. Op zoek naar de zaklampen. Gelukkig hebben we die op een vaste plaats, zodat we ze zo kunnen pakken. De stroom gaat weer aan. We pakken de tassen uit, deze zijn zo verschrikkelijk heet, dat kun je je niet voorstellen. Zelfs de toilettas die in de grote tas zit is hartstikke warm. We mogen hier niet door de stad lopen. Dus gaan we voor het eten naar een restaurantje om de hoek. We hebben gevulde pannenkoek gegeten. Reepjes ei, peterselie en nog wat prutjes. Papaya en banaan toe. Om 9.20 gaan we met een volle maag slapen.

Woensdag 5 -6 Habban - Wadi­Hadramawt  

^

We hebben heerlijk geslapen. Ondanks de kakkerlakken. We waren te moe om ons er druk om te maken. Het zonnetje komt alweer op. Het paleisje van de sultan is in het avondlicht mooier dan in het ochtendlicht. We zien dat de ramen van het hotel van draadglas en matglas zijn. We ontbijten om 6 uur. Om half zeven staat de militaire politie al vol ongeduld te wachten tot we klaar zijn. We rijden nu naar Habban. Het is om 7 uur al 36 °C, dus dat beloofd weer wat voor vandaag. Op de hoek van de afslag naar Habban, blijft de politie weer achter en gaat er een militaire escorte mee. Ik heb niet gezien of ze ook weer zo bewapend zijn. We horen van Fouad dat als hij na deze reis naar school gaat moet hij de jurk uit en de lange broek aan. Hij moppert er wat over. Zo'n lange broek is maar niets. We rijden Habban binnen. Dit ligt boven op een tafelberg, midden in de wadi Habban. Het dorp is volgebouwd met enorme lemen huizen, waarin per etage een familie woont. De afvoer van de "wc" komt er aan de buitenkant uit. Habban is een stille stad. Er zijn huizen versiert met geitengeweien. Ook zijn er mooie deuren. Deze deuren zijn vrij groot, maar in de deur is weer een kleinere deur. Dit om de erge warmte zomers buiten te houden. De bovenste ramen komen uit op het dak, zodat de vrouwen de was te drogen kunnen hangen, terwijl zij zelf ongezien de straat in de gaten kunnen houden. De ramen zijn erg klein, ook weer om de enorme hitte buiten te houden. Voor een goed onderhoud dienen de huizen jaarlijks aan de buitenkant te worden aangesmeerd met een nieuwe laag leem. Anders zouden ze in de loop der tijd weg regenen. Aan de rand van het dorp is men bezig stenen te maken. Men vult een houten mal met leem en stro uit de omgeving en laat die in de zon drogen. We rijden verder. We hebben nog een lange reisdag oostwaarts voor de boeg. Het is alweer 45°C. Het begint hier al weer woestijn te worden. Er loopt wel een redelijke asfalt weg. Fouad rijdt als een gek. De stofwolken vliegen op achter ons. Of dat te maken heeft met de militairen die vlak achter ons rijden? We komen langs een dorp. Hier stinkt het verschrikkelijk. Er liggen hier allemaal vissen te drogen op autobanden en oude kranten. Hier in deze regio zwerft de Al-Karab stam, die het tot voor kort onmogelijk maakte voor vreemdelingen om de Wadi Hadramawt te bezoeken. Het zijn echte nomaden die leven van het fokken van kamelen, geiten en schapen. Het is niet altijd even gemakkelijk om die dieren van voedsel te voorzien. Het regent hier nauwelijks en de dieren zijn gewend om bij gevoerd te worden met gedroogde sardines en haaienvlees. In de loop der jaren ontdekten de bedoeïen zelf dat gedroogde vis een volwaardig voedsel is. Vlees wordt alleen op hoogtij dagen gegeten. De tenten waarin ze wonen zijn van linnen. Men heeft voor de kou geen beschutting nodig. De regering probeert met een sociaal programma om de bedoeïen hun zwervend bestaan op te doen geven. Men maakt gebruik van de ervaring die is op gedaan bij de akkerbouw. De regering zorgt ervoor dat het water over de akkers verdeeld wordt en de bedoeïen kunnen deze velden gemeenschappelijk bewerken.

Opeens staat er een kameel midden op de weg. Hij kijkt met een hautaine blik naar ons, maar blijft staan. Als Fouad hem een tik op zijn gat geeft, keert hij zich om, wandelt dan koninklijk naar de kant van de weg. We rijden nu weer door een vulkaanlandschap. Even later rijden we langs de zee. We stoppen bij het plaatsje Bir Ali bij een prachtige baai. Bir Ali is gebouwd op de restanten van de oude stad Qana. De belangrijkste overslagplaats in het zuidelijk deel van de wierook routes. Pleuni heeft inkopen gedaan en we maken hier zelf onze lunch klaar. Shoarma broden, geitenkaas, tomaten en ui. Maar eerst gaan we zwemmen. Het water is erg helder en van het prachtigste blauw dat je je kunt voorstellen. Ook is het water is weer lekker warm. We kunnen er bijna geen genoeg van krijgen. Na afloop spoelen we ons af. We hebben flessen met kraanwater mee genomen uit het hotel. De flessen hebben hier in de brandende zon gestaan en het water is behoorlijk heet. Maar het ergste plakkerige zout is van ons afgespoeld.

Even verderop stoppen we. De liefhebbers kunnen een vulkaankrater beklimmen. We houden het voor gezien. We heb­ben geen zin om over het scherpe lavagesteente naar boven te klimmen. We rijden weer door een schitterende omgeving en zien zandsteenrotsen, canyons, oases en zandduinen. Soms zien we oude tanks aan beide kanten van de weg staan. Helemaal verroest. Volgens Bert zijn ze kapot geschoten. We rijden op een vrij bochtige weg. Opeens zie je de zee weer verschijnen. En zo mooi blauw. Dan weer bergen, dan weer zee. Maar heel tegengesteld hieraan, zie je de armoedigste hutjes, waar bij ons de hond zijn neus voor op zou halen. De kinderen staan langs de weg limoentjes te verkopen. We kopen een zak. Het smaakt lekker in de waterflessen. We stoppen bij een oven waar ze ongebluste kalk maken. De kalkstenen gaan boven in de oven. Het vuur wordt aangestoken. Men smeert de oven dicht. Dit laten ze een week zo branden. De on­gebluste kalk die er uit komt, maken ze met water aan. De witte kalk smeren ze op de muren.

We rijden nu in de Hadramawt. Dit is de grootste provincie van Jemen. In het zuiden dus de Arabische zee, in het noorden de Al-Khali woestijn. We weten inmiddels dat het hier zomers zeer heet is. Satelliet opnames laten zien dat er vroeger hier tussen Ma'rib en de wadi Hadramawt een uitgebreid irrigatie systeem heeft bestaan. Hierdoor konden de steden die eigenlijk in de woestijn lagen beschikken over een behoorlijke akkerbouw, die genoeg voedsel opbracht om de bevolking te voeden. Bij de verwoesting van de dam bij Ma'rib en een dam in de Wadi Hadramawt, raakten de woestijnsteden in verval. Natuurlijk ook door het wegvallen van de inkomsten van de wierook routes, waardoor de dammen en irrigatiesystemen niet meer konden worden onderhouden.

In dit gebied zit veel olie, goud en zilver in de grond. Nu de bedoeïen weten dat hun land geld waard is, eisen ze die waarde ook op. Desnoods met een kidnap van een toerist, of het stelen van een buitenlandse 4WD. Al Mukalla is de derde stad van Jemen. Het is een oude stad die vroeger diende als haven van de Hadramawt. Het was het knooppunt voor de zeevaart tussen India en Jemen. Tegenwoordig is het een belangrijke stad voor de visserij en de export industrie. Hier in de buitenwijken waar we doorheen rijden, zijn een van de weinige echt arme sloppen met golfplaten hutjes, zonder sanitaire voorzieningen, die we in Jemen hebben gezien. Wij logeren zelf buiten Al Mukalla in een prachtig resort vlak aan zee. We slapen in leuke huisjes. Er is airco. En we hebben zelfs een boxspring! Het hoofdeinde is prachtig rose, verpakt in plastic, maar dat mag de pret niet drukken. Het is nog steeds warm. We gaan voor de tweede keer vandaag in de zee zwemmen. Er zijn hier echt hoge golven. We raken bijna niet uitgespeeld. Maar na een poosje zijn we er moe van. Het is inmiddels donker geworden. Het is nog steeds volle maan. De douchekraan kunnen we niet meer dicht draaien. Bert gaat dit melden. Eerst komt er iemand kijken, zo van, ik draai hem wel even dicht. Maar dit lukt natuurlijk niet. Dan komt er weer een ander kijken. Het eind van het liedje is een heel nieuwe douche stang en kraan. Maar voordat het zo ver is zijn er heel wat mannen wezen kijken. We eten hier lekker aan zee. Er is een groot reuzenrad naast het resort. Het is mooi verlicht met groene neonbuizen. Ik zou er wel in willen, maar Bert vertouwt de Jemenitische constructies niet helemaal.

‘s Avonds komt Fouad met het bier te voorschijn. Dat kan hier want er is geen bediening. We hebben nog nooit zulk duur bier gedronken. Een blikje voor fl.7.50. Maar het biertje smaakt uitstekend. Fouad en Sale drinken ook bier, alhoewel ze moslim zijn en dit dus voor hen verboden is. Als Abdul er aan komt schuiven ze de blikjes naar mij toe. Ik heb cola gedronken en vul mijn blikje met bier. Zo drinken ze uitdagend hun biertje uit een cola blikje. Na een gezellige avond aan zee gaan we later dan gewoonlijk naar bed. Als we in bed zullen kruipen, zie ik schaamharen van de vorige slaper liggen. We pakken onze eigen lakenzak maar.

Woensdag 6-6 Al Mukalla  

^

Als we onze lekkere gekoelde airco kamer uitkomen, krijgen we een dreun van het vocht en de warmte. Het is 6 uur en we staan even bij de zee te kijken. Er is een discussie over wat we nu zien. Zijn het dolfijnen of tonijnen. We zien de vissen springen in de golven. Opeens zien we een golf omslaan en in de golf zit een dolfijn/tonijn. Die wordt helemaal opgelicht. De meerderheid van het gezelschap is voor dolfijnen. Na het ontbijt gaan we naar Al Mukalla. Er ligt een schip in tweeën gebroken voor de kust. De wadi die door de stad loopt is een open riool die enorme hoeveelheden muggen aantrekt.

' s Morgens is hier niet veel te beleven. En bloedje heet. We zien hier vrouwen totaal gesluierd met een witte hoofddoek en soms een zwart gaasje voor de ogen. Er zijn hier wit geschilderde huizen en een moskee. We stappen in de 4WD. Na onze wraakactie met de ballon, zijn er nu waterpistolen gekocht. Sale heeft er nu ook één. We zitten vandaag bij hem in de jeep. We moeten ergens stoppen om water te kopen. Er staan totaal gesluierde vrouwen, met zelfs handschoenen aan, te bedelen. Ze hebben een briefje bij zich dat ze geld moeten hebben voor het oogziekenhuis. Maar de chauffeurs schudden van nee. Er wordt weer qat ingeslagen. Het is nog maar 9.15 uur. De onderhandelingen duren wel en kwartier. Abduhl kauwt het minst. Sale zit er wat tussen in. We gaan nu de woestijn in. Van Al Mukalla naar Seyun is het 350 km over een redelijke weg. We hebben weer een escorte nodig. Maar dit blijkt niet van lange duur. Opeens zijn ze ook weer weg.

We moeten allemaal 3 flessen water kopen, voor het geval dat. We slaan ook maar wat chips in. We rijden nu noordwaarts. De weg ligt hier vol stenen. Alles hobbelt en bobbelt. We rijden via de wadi Doan en de wadi Hadramawt. We rijden door de wadi Doan landinwaarts. Het unieke van deze wadi is dat de huizen afwisselend geverfd zijn in lichte kleuren en veel weg hebben van paleisjes te midden van een oase. Tevens zouden de belangrijkste families zich van hieruit over het land verspreid hebben. We hobbelen verder. We zien wilde kamelen. Opeens zien we voor ons de jeep stilstaan. Fouad heeft een klapband. Na eendrachtige samenwerking van de chauffeurs is het euvel binnen een kwartier verholpen. De mannen zetten er een nieuw wiel onder waarna wij verder rijden. We maken onderweg nog een paar fotostops. We rijden nu door een dorpje dat we eerst van boven hebben zien liggen. De hobbelweg wordt opeens asfalt. Hoera roepen we, maar dit is te vroeg gejuicht. Sale zegt dat het maar 2 km zo is. Hij heeft gelijk, het is nu weer hobbelen. In de omgeving van een dorpje is het opeens weer groen. Er staan palmbomen. Voorbij het dorp is het ook met de palmbomen gedaan. We zien onderweg een soort poppenhuizen met groene strepen. Hier kun je water halen. Sale rijdt vlot door. We zien de anderen niet meer. Sale stopt onder een dorre boom en klimt op het dak van de jeep. Hij zit op de uitkijk. Hij wacht en wacht. We proberen uit te vissen waarom hij dit doet. Wij willen terug gaan. Hij wil dit niet. Hij zegt Fouad is vooruit, maar Abduhl is achter gebleven. Hij geeft aan dat hij op Abduhl wacht. Wij zeggen dat Fouad ook achtergebleven is. Eerst wil hij ons niet geloven. Maar we zeggen dat we er zeker van zijn. Hij is eerst niet overtuigd, maar begint dan toch te twijfelen. Toevallig heb ik Pleuni vanochtend over lunchen bij een leuk gekleurd huis gehoord. Dit zijn we allang voorbij. Het huis viel me op toen we er langs reden. Maar de taalbarrière is te groot om dit Sale duidelijk te maken. Hij begrijpt ons niet. Maar eindelijk kunnen we hem overtuigen. We gaan terug. En ja daar zaten ze, bij het gekleurde huis. Ze hadden de lunch klaargemaakt en opgegeten. Ze zaten net te overleggen of ze ons nu moesten zoeken en hoe ze dat zouden aanpakken. Ze wisten niet goed of we vooruit gereden waren of achtergebleven. We konden zo aan­vallen. Er was nog cola over. We hebben heerlijk gegeten. We gaan voor de tweede keer op weg. We zien twee vrouwen met de hier gebruikelijke hoge puntmutsen.

Ondanks dat het intussen al 4 uur is, is het nog steeds ontzettend warm. We hobbelen nog maar door. We hebben een stop bij het plaatsje Al Hajjarayn. Het is een opmerkelijk dorp met stenen huizen dat boven op de helling ligt. De naam betekent letterlijk, twee stenen. Het dorp is opgebouwd met duizenden stenen. In de omgeving liggen er nog wel een paar miljoen. Het is een van de oudste dorpen van Jemen. 1000 jaar oud. De communistische regering stond er op dat de toeristen een bezoek brachten aan dit dorp. Het gevolg is dat de kinderen vrij agressief zijn en de dorpelingen ook niet echt vriendelijk. Er zitten mannen op een steiger een huis wit te plamuren. Ze willen beslist niet op de foto. We maken nog grappen over zwartwerkers. Uit dit dorp komt wel de lekkerste honing vandaan. Deze honing is zo populair omdat, volgens zeggen, de mannen hier erg potent van worden. Maar het winkeltje waar de honing verkocht wordt is gesloten. Het wordt dus niks. Het spijt ons niet als we de prijs van de honing horen. Je kunt hier in Jemen een fortuin aan honing verdienen. De verkoopprijzen zijn gigantisch hoog: tot fl 200 per kilo. Honing wordt in Jemen traditioneel gebruikt voor medicinale doeleinden. De imkers zijn een soort nomaden die met hun bijen van het ene gebied met veel acacia's naar het andere reizen. De hoeveelheid honing die zo geproduceerd wordt is klein, maar van een goede kwaliteit. Op straat schijnt men de honing goedkoper aan te bieden. Maar vaak is alleen de bovenste laag die men laat proeven honing. Onderin zit suikerwater. We hebben hier een prachtig uitzicht over de omgeving. We lopen naar beneden. Bij het postkantoor staan een stapel stenen die net gemaakt zijn van klei en stro. In het droge seizoen worden de leemstenen in de Hadramawt gemaakt. Natte leem wordt gemengd met stro om het stevig te maken. Het mengsel wordt op de grond uitgespreid. Met een houten frame worden er twee stenen tegelijk uit gestoken. De breedte van de stenen varieert van 20-50 cm. De dikkere stenen worden voor de eerste verdieping gebruikt, de dunnere voor de bovenste. Als de muren staan, worden ze van een laag pleister voorzien. Soms bruin, maar ook wit. Voor de decoratie gebruikt men soms wit pleister dat van eierschalen is gemaakt.

We stappen weer in de jeep en gaan verder. Na Hajjarayn wordt de wadi Doan snel ruimer en gaat over in de wadi Hadramawt. Deze laatste is de grootste van het Arabisch schiereiland en een van de toeristische attracties van Zuid-Jemen. De vallei is 160 km lang en loopt van de west naar oost door een steenwoestijn ongeveer 160 km van de kust. De wadi wordt begrenst door tafelbergen. Door de erosie is de wadi 300m diep en 2000 m breed uitgesleten. Er is het hele jaar door voldoende grondwater, dat tijdens het regen seizoen voldoende wordt aangevuld. Hierdoor is de wadi een groene oase in een verder erg dor woestijnlandschap. Men hanteert hier de zelfde tijd als de hoofdstad Sana' a maar het ligt een stuk oostelijker. Het gevolg is dat het hier om 5.30 uur licht wordt en om 17 uur de zon onder gaat. In de middag begint het vaak fors te waaien en dit leidt tot een "mist van zand". Het is nog twee uur rijden naar Seyun. We rijden voorbij Shibam, het is te laat om foto' s te nemen. We rijden door naar Seyun. Eindelijk zit de lange, hete en vooral stoffige rit erop. Wij zien er niet uit. De tassen hebben geen kleur meer. Alles zit onder een dikke laag stof, maar we hebben prachtige dingen gezien. Gelukkig is het hotel ook heel mooi. Er is zelfs een zwembad en dus gaan we eerst even zwemmen. Er is ook een Jemeniet aan het zwemmen. Het is een ingenieur uit Sana' a, die hier tijdelijk een klus heeft. Hij complimenteert Bert dat ik zo goed kan zwemmen. Verder wordt ik geheel genegeerd. Dit vind ik nu typisch iets voor hier. Hierna lekker douchen. De stroom viel ook hier uit. Alles ging hierna weer aan, behalve de air­co. Het is wel warm op de kamer. We hebben gegeten en geslapen als een blok Bert is midden in de nacht wakker geworden, de airco is het weer gaan doen. Hij werd wakker van de kou!

Donderdag 7-6 Shibam  

^

We zijn om 8 uur vertrokken naar Tarim. Dit ligt 35 km ten oosten van Seyun in de wadi Hadramawt aan het einde van de asfaltweg. Het is de meest oostelijk gelegen grote plaats in Jemen. Het nog altijd grote gebied tussen Tarim en de grens met Oman is verboden voor toeristen. Tarim wordt aan de ene kant begrensd door tafelbergen en aan de andere kant door palmbossen. In deze stad hebben 365 moskeeën gestaan. Voor elke dag één. We staan bij het Al-Ahqaf paleis. Het is nog gesloten als we er voor staan. Maar er komt iemand aan om de deur open te doen. Binnen in het paleis wordt mirre gebrand dit is net zo'n geur als wierook. Er zijn prachtige deuren in het paleis. De architectuur heeft duidelijk zuidoost Aziatische invloeden. Dit komt door de immigran­ten die met name vanuit Java in de 1e eeuw deze kant op kwamen. Het paleis is door de familie Al­Qaf gebouwd. In de jaren 30 is deze gemeenschap uitgegroeid tot 300.000 leden, die bijna allemaal uit Singapore en lndonesië kwamen. De meeste waren handelaren. Ze stonden ook bekend als "de Singapore miljonairs" Ze keerden na hun pensioen naar hun vaderland Jemen terug. En investeerden hun rijkdom hier. Het moet vroeger een prachtig paleis geweest zijn. We zien een kamer waar allemaal spiegels in het plafond verwerkt zijn. Ze hebben hier ook veel art-nouveau glas in lood decoraties. Na de revolutie in Zuid-Jemen in 1965 ging sheik Sayid Umar bin Sheik Al Qaf (wat een naam) terug naar Egypte. Waar hij is gestorven. Na zijn dood is de familie uit elkaar gevallen. In 1971 is het paleis bezet door de communistische autoriteiten en die maakten er een accommodatie voor arme mensen van. Gedurende deze periode is het paleis in verval geraakt. De Unesco probeert het weer in de natuurlijke staat te krijgen. In 1997 is het geopend voor bezoekers. Ik moet zeggen de restauratie stelt niet veel voor en verloopt vrij moeizaam. Als we er om heen lopen zien we dat er aan de achterkant ook een stuk is ingestort.

We lopen verder door het dorp. We zien een prachtig voorbeeld van grote deuren waar en kleine deur in zit. De mannen lopen hier wel met klutsjes op maar we zien geen dolken. De moskee hier, de Al Muhdar, heeft een 50 m hoge minaret. Het is het symbool van de stad en ook van zandsteen gebouwd. Deze is zo smal dat er maar enkele mensen tegelijk de toren kunnen beklimmen. We stappen weer in de jeep. Ik wilde een foto maken van de vrouwen die hier in de velden aan het werk zijn. Ze zijn geheel in het zwart gekleed en hebben hoge puntmutsen op (madhalla 's). Hier bergen ze hun spullen onder op. De gierst en de maïs en de alfalfa worden op de ezelskarren door de vrouwen naar de stad ge­bracht de vrouwen zijn erg schuw en moeilijk te fotograferen. Als we stoppen gooien ze stenen naar de auto. Maar volgens ons is het gelukt een foto te nemen. We zien ook hier onderweg veel bijenkorven staan.

We gaan naar Seyun, het centrum van de stad wordt gevormd door het paleis van de sultan. Het doet tegenwoordig dienst als museum. Het is één van de opvallendste gebouwen. Het ligt op een kleine verhoging, zodat het boven de stad uittorent. Het is verblindend wit geschilderd, met lichtblauwe raamdecoraties. Hier tegenover ligt de soek. We kopen wat pinda's en gaan op zoek naar de zilver soek. We zien ook hier alleen zilver met veel tierelantijnen. Het is erg warm. We slenteren wat rond. Ze hebben hier ook een markt voor de dagelijkse huishoudelijke artikelen. Deze is overdekt en niet zo warm. Ook hier zijn de vrouwen van top tot teen ingepakt. Maar ze staan wel overal in de sieradenwinkels. Compleet met zwart handtasje. We gaan naar de overdekte fruitmarkt om wat voor de volgende reisdag in te slaan. Er staat een lange tocht door de woestijn op het pro­gramma. We kopen meloen, papaja en appels. We zoeken naar een internet café, maar dat zien we over het hoofd. De jeeps staan er nog wel naast geparkeerd. We gaan bij een tentje zitten waar ze heerlijk vers limoensap maken. Voor ons maken ze apart een liter met water uit een fles. Het verkoopt hier zo snel, dat er geen bacteriën in de mixer kunnen zitten. Het is heerlijk fris. We nemen ook een fles voor morgen mee. We hebben intussen wel 5 flessen water op. Bert moet voor het eerst plassen. Die heeft bijna de hele vakantie niet geplast. We gaan terug naar het hotel. We brengen de middag in het zwembad door.  

 

Om 4 uur rijden we naar Shibam. Dit is Shibam in Zuid-Jemen. De stad dankt zijn bekendheid aan zijn bijnaam, het Manhattan van Jemen. Hier staan de oudste wolkenkrabbers ter wereld. De 500 enorm hoge huizen hebben vijf tot zeven verdiepingen en staan op een oppervlakte van een halve vierkante kilometer. De straten zijn hier ook weer erg smal. Ze worden hoofdzakelijk gebruikt door de geiten en wat kinderen. Ze vertellen hoe ze heten, Fatimah, Esmee, Abduhl, Mohammed. De stad ligt op een kleine verhoging in het midden van de wadi. Je kunt de stad al van een afstand zien. Om de stad ligt een aarden muur en de huizen staan op een stenen fundering, maar zijn verder van leem op­getrokken. Er zijn bruggen tussen de huizen, zodat de vrouwen van het ene naar het andere huis kunnen gaan, zonder al de trappen op en af te hoeven lopen. Ze hoeven zich dan ook niet in het zwart te hullen. We zien ook hier mooie be­werkte deuren met houten sloten en versiert met ijzerbeslag. Er zijn ook veel winkeltjes met souvenirs, als ze ons zien gaan de winkeltjes opeens open. Maar veel klandizie hebben ze vandaag niet. We zien ook een soort koelkast. Het zijn een soort houten kooien die aan een touw uit de zon hangen. Het voedsel wordt hierin koel gehouden. Zodra de kast in de zon hangt, wordt het door middel van de touwen naar een plaats in de schaduw verschoven. Op het plein is een politie post. Op een stoel zit een agent. Het grappige is dat er ook een agent op de muur staat geschilderd. Ik doe net of ik Bert op de foto zet. Hopelijk is het gelukt de echte en de geschilderde agent er op te krijgen.

Shihayl is het dorp dat aan de overkant van Shibam ligt. We klimmen de heuvel op. We worden begeleidt door jongetjes, die wel wat willen verdienen. Ze wijzen de gemakkelijkste weg aan om boven te komen. Hier hebben we een prachtig uitzicht over Shibam. De zon gaat onder, dit zet de stad in een heel mooie kleur. We zien ook de dakterrassen, de muren zijn borsthoog. We gaan naar beneden. Na afloop is onze escorte niet zo tevreden over de fooi. We moeten even resoluut optreden. Kinderen spelen en voetballen hier in de wadi. We rijden terug naar Seyun. Wat ons overal opvalt, is dat overal de Jemenitische vlag hangt en foto' s van de president. Ze zijn wel hard aan het werk hier om de eenwording te versterken.  

Vrijdag 8-6 Marib  

^

We staan om 4 uur op, het wordt een lange reisdag. We hebben per persoon 5 liter water bij ons. Om 5 uur wordt het licht. Bij de eerste afslag ontmoeten we de bedoeïen escorte. Het zijn twee mannen en een jongetje. Ze hebben een aardige hoeveelheid geweren bij zich. Onderweg ligt een ezel midden op de weg. Ze laten de dode beesten hier gewoon liggen. Het is nu half zeven en we staan vlak voor de woestijn. De mooie weg is nu afgelopen. De bedoeïenen moeten nog tanken. Maar de man van de pomp ligt boven op het dak te slapen en is niet van plan er af te komen. Ondanks ons gezang: kom van dat dak af, ik waarschuw niet meer. We staan hier nu al een kwartier. De man op het dak wordt tussen zijn ribben gepord, maar hij geeft geen krimp. Hij draait zich nog een keer lekker om.

Onze chauffeurs laten alvast wat lucht uit de banden lopen. Dat rijdt beter in het losse zand. De bedoeïenen zijn boos en besluiten dan maar zonder te tanken de woestijn door te rijden. Insjallaah! of te wel, als God het wil, zullen we wel genoeg benzine hebben. Wij hebben nog zo iets van, in zo'n geval kun je beter op je reserve tank vertrouwen, dan op God. Maar we gaan! Wij hebben onze doeken om het hoofd en voor de mond. Het is een spectaculaire rit van 170 km dwars door de woestijn. De bedoeïenen leiden ons over de sporen van de oude karavaanroutes. Het is echt alleen maar zand. Maar mooi! Het is nu nog wel redelijk koel. Onder weg zien we af en toe eenzaam grazende kamelen. We zien in de verte ook bedoeïenen nederzettingen. We rijden door zandduinen en zandvlakten. Op sommige stukken staan ook tafelbergen. We stoppen bij een hoog zandduin. We zijn net een stel losgelaten kinderen. Er wordt "kidnapje" gespeeld. Fouads handen worden vastgebonden en hij moet op zijn knieën. Abduhl zwaait vervaarlijk met zijn jambiya. Maar later blijkt dat Allah even niet met zijn gedachten bij ons was. De benzine van de jeep van de bedoeïenen is op. We hevelen een liter diesel over. Maar daar komen ze ook niet verder mee. Onze tank is te leeg om over te hevelen. De mannen staan te discussiëren en druk te gebaren. We verstaan er geen moer van. De bedoeïen met het grote geweer is bij ons in de jeep gekomen. We rijden nu door. Hun jeep blijft hier staan en we gaan benzine halen.

De bedoeïen maakt zich ongerust, hij ziet de sporen van de twee andere jeeps, die door zijn gereden niet. Hij stopt vaak om te kijken. We geven hem ons verrekijkertje. Maar opeens stopt hij weer. Ergens in de verte heeft hij de hulptroepen al gezien. Hij moet verrekt goede ogen hebben, want wij zien er niets van. Maar Sale komt er aan met een tank diesel. We rijden zelf verder door de woestijn en de redders gaan naar de lege jeep. Er klinkt gejuich als we bij de anderen aankomen. Dit is voor ons de tweede keer dat we "zoek"zijn. We passeren de politie post. Ik vind hier een mooie witte steen. De volgende pomp is over 6 km. Dat zullen we wel redden. We wachten hier op de bedoeïenen. Als ook zij hun tank weer vol hebben, gaan we weer gezamenlijk op naar Marib. We rijden nu weer over een soort asfalt weg. Het waait hier wel. De weg zie je soms niet meer. Het is net als bij ons in de winter, als het zo sneeuwt en waait. Maar ook in dit deel van Jemen zijn de bedoeïenen heer en meester. Omdat de grenzen hier niet duidelijk zijn aangegeven kunnen ze in het hele woestijngebied vrij rondreizen. De regering heeft moeite om hen onder te controle te houden. Toch een belangrijke zaak gezien het feit dat er olie is gevonden. We rijden langs velden waar de olie opgepompt wordt. Het is hier zwaar bewapend. Er staat een raffinaderij bij. Er om heen staan om de paar meter tanks. We zien het vuur al van verre. Als de olie wordt opgepompt, komt er gas mee naar boven. Dit gas wordt verbrand. We moeten weer stoppen bij een controle post. Hier staat de president in gevechtstenue afgebeeld. Een handvol sigaretten wisselt van eigenaar, we gaan weer. Het is 50 gr C, maar niet vies warm. Het valt eigenlijk wel mee. De chauffeurs Zijn erg moe. Het valt ook niet mee denk ik zo'n rit door de woestijn. Maar natuurlijk zijn ze ook aan hun qat toe. We rijden langs oud Marib. Het ligt op een soort terp. Van deze afstand lijkt het een rommeltje. Bij controle post nummer 6 is er een probleem. We hebben geen kopieën meer waar onze namen op staan en het ''Permit'' om hier te reizen. De chauffeurs zeggen dat we naar de funduq gaan, maar kennelijk wordt dit niet geloofd. Er gaat weer een politie wagen mee. Het is maar 150 meter! De bedoeïenen begeleiden ons ook tot aan de funduq. Het hek gaat open en we rijden naar binnen. Het hek gaat met een weer dicht. Er staat een gewapend iemand bij het hek. We mogen zonder begeleiding het hotel niet uit. Wij zien er niet meer uit. De tassen zitten ook onder het zand. We hebben hier ook weer een boxspring. We treffen het. We gaan douchen. Het zand van ons afspoelen. We maken een kopje soep en eten een mango. Deze is helemaal warm. Ik ga lekker even lezen. Bert slaapt. Om 4 uur gaan we weer op pad.

Marib ligt aan de rand van de woestijn. Het was eens de hoofdstad van het oude legendarische rijk van Sheba. We gaan de herinneringen aan die hoogstaande ruim 3000 jaar oude beschaving bekijken. We gaan eerst naar de tempel van Bilqis, of de Mahram (= tempel van de vluchtelingen) Bilqis bekijken. De restanten liggen half begraven in het zand. Omgeven door een hek van prikkeldraad. De bewaker probeert ons wat beeldjes voor dollars te verkopen. De tempel is genoemd naar de legendarische koningin van Saba, Bilqis, die bij koning Sa­lomon in de 10e eeuw voor Christus, op bezoek ging. Het zegt ons niets en we rijden verder naar Arsh Bilqis. De bevolking noemt dit de troon van Bilqis. Hier staan de vijf pilaren van de tempel van de maan. De zesde is afgebroken. We mogen van de militairen niet te ver afdwalen. De mitrailleurs blijven op scherp staan. We gaan naar de dam. We krijgen een indruk hoe groot het gebied moet zijn geweest. De restanten ( sluizen) staan aan weerskanten van de wadi. De echte dam, in het midden is verdwenen. Bert koopt hier een steen die als stempel dienst kan doen. We kijken ook bij de nieuwe dam. Hier is een groot stuwmeer Hiermee probeert de regering de akkerbouw in deze streek nieuw leven in te blazen. We gaan nu naar oud Marib. We zien het al van verre liggen. Het is bij zonsondergang een prachtig gezicht. Al die hoge huizen van 4- 5 verdiepingen. Ze zijn half weggebombardeerd. Het geeft een mooi schaduwenspel. In 1960 tijdens de burgeroorlog is de stad trouw gebleven aan de imam en werd daarom door de Egyptenaren gebombardeerd. Met als gevolg dat Marib voor een groot deel verwoest werd. Gedeeltes van huizen staan nog overeind. Er wonen niet veel mensen meer. Maar er zijn wel veel honden en geiten. We dwalen er met onze gewapende escortes door heen. De eerste verdiepingen zijn opgetrokken van steen. Waarbij men gebruik heeft gemaakt van de oude resten van de tempels. Een gewiekst dametje vraagt of we van het dak van haar huis foto's willen nemen. Nadat er 400 ryal is betaald gaan we naar boven. Het is inderdaad een mooi uitzicht.

We gaan terug naar het hotel. Hier hebben ze CNN op staan. Er is net een stuk over Amsterdam dat de cannabis daar zomaar verkocht word. Tja, hier in Jemen worden de geweren zomaar verkocht. 's Lands wijs, ‘s lands eer. Als ik naar boven ga, zitten er mannen op de grond geknield hun gebed te doen. Er staat een voorganger voor te bidden. Ik loop zachtjes aan de andere kant er langs. Op elke hotelkamer staat ook een pijl, vaak bij het lichtknopje, die de richting naar Mekka aan­geeft. Ik heb geen zin in eten. Ik drink een cola en lees wat. Bert komt al snel na het eten ook naar boven. Het was al vroeg dag en we gaan slapen.

Zaterdag 9-6 Sana'a (2)  

^

We vertrekken wat later dan gepland uit Marib. Het wachten was op de politie escorte. Het is ook niet zo ver vandaag, 175 km. Vlak buiten Marib zien we een soort zwart maanlandschap. Het is duidelijk te zien dat hier nog niet zo lang geleden een vulkaan uitbarsting is geweest. We rijden over een pas. Kamelen lopen hier tussen Marib en Sana'a vrij rond, ze horen bij een van de vele stammen die hier wonen. Hier is een grimmige controlepost. Er lopen nomaden met volle bewapening rond. Je kunt hier niet zien of het een normale politie post is, of een die van de nomaden is. We rijden weer over een pas. Hier is weer een fotostop. Later zien we zandduinen, afgewisseld met struiken. We rijden nog steeds door het gebied waar de regering regelmatig problemen heeft met de lokale stammen. Er zijn wel tien controle posten op dit stuk weg van 175 km. Over het algemeen beheerst het leger de weg van Marib naar Sana'a. Als we dich­ter bij Sana'a komen zien we aan de kant van de weg zeer mooie hoge huizen. Hier om heen liggen wijngaarden en qatvelden. Dit is het gebied van de Beni Husheich, een bekende Jemenitische stam die bekend staat om haar oude tradities. Bovendien bezitten zij de boomgaarden die vruchten van een hoge kwaliteit opleveren. We komen mooi op tijd in Sana'a aan. We hebben nu een ander hotel. Sam city. Het ligt iets buiten het centrum. We lopen eerst weer naar de soek. We lopen langs het museum. Op het uit­hangbord staat dat het een gezamenlijk Nederlands en Jemenitisch project is. Gaan dan een internetcafé opzoeken. Als we hier zijn en net het eerste bericht hebben gelezen, valt de stroom uit. We raken aan de praat met een Amerikaanse. Ze doet hier onderzoek voor haar nieuwe kinderboek over dromen. Ze heet Kaan of zo iets. Ze heeft het over Sophi’s world. We gaan wat eten. We drinken een cola in het theehuis “de 26e september”. We zitten hier even uit te puffen. We gaan op zoek naar een ander internetcafé. Dat vinden we. We mailen dat alles hier goed gaat. We gaan naar het hotel terug. ‘s Avonds gaan we kebab eten. Dat is hier een soort shoarma. Het is lekker. We slenteren naar het Al Tahrirplein. Overal liggen boekjes op de grond die je kunt kopen. Ook hele jaargangen en­gelse lessen. Het is een gezellige drukte hier. Er wordt van alles verkocht. We kopen nog twee pak­jes sigaretten voor Fouad. Die wil geen geld van ons voor het bier. We lopen terug naar het hotel en gaan slapen.

Zondag 10-6 Kawkaban - Wadi Dhar  

^

We gaan vandaag eerst naar de Wadi Dhar. Dit ligt ongeveer 15 km ten noordwesten van Sana'a in een vruchtbare vallei met kleine dorpen en ommuurde velden waar fruit geteeld wordt. We hebben eerst een fotostop bij een mooi uitzichtpunt, dat over de hele wadi ziet. Deze plaats is ook geliefd bij de Jemenieten die hier op vrijdag komen om een feestje te vieren. Het symbool van deze streek, zelfs van heel Jemen, is het paleis Dar-Al­Hajar. Dit paleis is op de punt van een rots gebouwd. We zien het in de verte liggen. Het is het zomerpaleis van 5 verdiepingen hoog dat in de laren dertig door de iman Yahya is gebouwd. Men heeft boven op de rots restanten van bewoning uit de prehistorie en een bron gevonden. Zodat de imam niet afhankelijk van de buitenwereld hoefde te zijn. Er is een heel gangenstelsel, een meters diepe bron, keukens, ramen waarachter het vlees koel gehouden werd. Er was een eigen bakkerij, graanmolen, schoenmakerij. Er zijn zelf nissen waar mensen begraven liggen. Ook zijn er vier kamers voor de vier vrouwen van de imam. Er hangt een foto expositie van mooie zwart/wit foto' s aan de muur. Ze spreken ons erg aan. We stappen in de jeeps en rijden naar Thula. Dit dorp is om­geven door terrasvelden waar qat, vruchten en graan verbouwd worden. Dit is een oude ommuurde stad het is een goed voorbeeld van de defensieve maatregelen die men nam om de vijandige aanvallen het hoofd te bieden. De stad is in traditionele stijl gebouwd en er is gebruik gemaakt van de materialen die in de omgeving te vinden waren. Thula is daar door van een geringe afstand nauwelijks als stad te herkennen. De kleur van de huizen die zijn gebouwd van steen met daartussen klei, is identiek aan de berg die er achter staat. Vanwege de goede bescherming die de stad had, is zij in het verleden niet veroverd door b.v. de Turken. De handel kon in de loop der tijden blijven floreren. Deze handelsgeest zit er nog steeds in. Als we het dorp binnen komen worden we meteen aangesproken door een meisje dat vraagt of we haar winkel willen zien. We zeggen dat we eerst het dorp willen bekijken. Ze gaat ons dan rondleiden. We zien ook hier watercisternen. Er staan ook twee Joodse huizen die zijn te herken­nen aan de Davidsster boven de deur. Er staan maar liefst 25 moskeeën, waarvan de grote 1000 jaar oud is. Hier zie je ook de verbindingen tussen de huizen. Ook hier hoeven de vrouwen niet naar buiten om bij elkaar op bezoek te komen. De huizen en ramen zijn versierd. Omdat het relatief dicht bij Sana'a ligt merk je wel dat het dorp vaker door toeristen wordt bezocht. Er zijn ook relatief veel winkeltjes die worden bemand door kinderen die voor Jemenitische begrippen prima engels spreken. Zo ook onze gids. Ze heeft zelfs een geplastificeerd kaartje waarop staat ze een erkende gids is. We lopen nog snel even mee naar haar winkeltje. Ze verkoopt doeken. We hebben er al vier. Dus ze heeft pech.

We rijden nu verder naar Kawkaban. Deze naam betekent twee sterren. De stad was bedoeld als vluchtplaats in het geval van een vijandige aanval. Er hebben ooit twee paleizen hier gestaan, waarvan de lichtjes 's avonds flonkerden als twee sterren, vandaar de naam. Het stadje werd op een bijna onbereikbare plaats boven op een 2600 m hoge klif gebouwd, net boven Shibam. Jemen kent als vele andere landen meerdere plaatsen met dezelfde naam. Er is gedacht aan waterreservoirs, opslagplaatsen voor voedsel en aan moeilijk toegankelijke toegangsweg vanuit Shibam, die gemakkelijk verdedigd kon worden. Op deze manier kon de bevolking van Shibam een vijandige bezetting langdurig overleven. Men had alleen niet aan een aanval vanuit de lucht gedacht. En gedurende de burger oorlog heeft een bombardement vanuit de lucht dan ook grote schade aan het stadje toegebracht. We lopen de stad binnen door de toegangspoort. Tot hiertoe is de weg geasfalteerd, hierna is het weer de onverharde weg. Het heeft hier ook wel iets weg van een spookstad. De huizen staan ver uit elkaar en er staan veel huizen leeg. Ook hier zijn veel mensen door de afgelegen positie van het dorp, naar de grote steden getrokken. Er is ook geen werk in dit dorp. We treffen het wel, er is een bruiloft. We zien de mannen dansen met dolken in de hand. Het is niet de eerste de beste die hier trouwt. De auto's zijn erg luxe, politie en hoogwaardigheidsbekleders in uniform komen op het feest. We kijken uit over de vallei en zien Shibam liggen. We nemen het geitenpad dat naar Shibam loopt. We hebben de hoge schoenen aan en lopen door de kloof naar beneden. Onderweg hebben we schitterende uitzichten.

Als we Shibam binnen lopen komt er een jongetje naar ons toe. Hij vindt blijkbaar dat Bert zijn arrafat doek niet goed heeft omgeknoopt en vraagt of hij het opnieuw mag doen. We denken dat hij weer iets wil bijverdienen en laten hem zijn gang gaan. Hij spreekt echter ook goed engels. We geven hem wat en van Pleuni krijgt hij een cassette bandje. Iedereen heeft lol aan het bijdehante kereltje. Het is al twee uur en we hebben honger als een paard. We lopen naar de funduq. Hier staat de lunch klaar. We eten in de mafraj. Het zal de afscheids lunch met de chauffeurs worden. Die hebben echter al gegeten en zijn al weer aan de qat. Pleuni overhandigt ze alle drie de envelop met $ 100. Hierna brengen ze ons nog naar Sana'a terug. We nemen afscheid en dan is ook deze vakantie bijna voorbij. We gaan de tassen pakken.

‘s Avonds gaan we voor de laatste keer uit eten en lopen terug naar het hotel. We voelen ons een beetje weemoedig. Maar ook heel voldaan. Het is een heel speciale reis geweest. Heel anders dan wat we tot nu toe hebben gezien.

Vrouwen in Jemen, bij "achtergronden"

Naar foto´s  Jemen

Naar Achtergronden Jemen

Home

^

©www.tweereizigers.nl